de ruilvoet
economische begrippen
toegelicht:
19
drs. h. a. de werker
ruilvoet en betalingsbalans
ruilvoet en nationaal inkomen
ruilvoet en werkgelegenheid
ruilvoet en inflatie
Het begrip ruilvoet heeft zowel een algemeen als een
meer specifieke betekenis. Zo omschrijft de „dikke van
Dale" ruilvoet - in algemene zin - als voet of standaard
waarop geruild wordt. In de moderne omstandigheden
waar ruil in natura (goederen tegen goederen) een be
trekkelijk zeldzaam verschijnsel is geworden, kan deze
omschrijving het beste worden opgevat als de prijsver
houding tussen twee produkten. Wanneer produkt A
tweemaal zo duur is als produkt B bedraagt de onderlinge
ruilvoet twee. In deze zin wordt het begrip ruilvoet
nauwelijks meer gebruikt. Wanneer we thans het woord
ruilvoet tegenkomen heeft het doorgaans de specifieke
betekenis van de verhouding tussen het uitvoerprijspeil en
het invoerprijspeil van een bepaald land.
De ontwikkeling in de tijd van het in- en uitvoer prijspeil
wordt bepaald met behulp van indexcijfers. In een be
paald jaar dat we als uitgangspunt nemen wordt het ge
middelde prijspeil van een representatief pakket goederen
en/of diensten dat wordt uitgevoerd resp. ingevoerd gelijk
gesteld aan 100. Wanneer in het volgende jaar de uitvoer-
prijzen gemiddeld 5% hoger liggen en de invoerprijzen
gemiddeld met 2% zijn gestegen kan de wijziging van de
ruilvoet worden berekend als (105 102) 1 0,029.
Dit betekent dat het uitvoerprijspeil ten opzichte van het
invoerprijspeil 2,9 hoger ligt dan in het voorgaande jaar.
In zo'n geval spreken we van een ruilvoetverbetering. In
het omgekeerde geval wanneer de invoerprijzen gemid
deld sterker stijgen dan de uitvoerprijzen is sprake van
een ruilvoetverslechtering.
Ruilvoetveranderingen kunnen optreden als gevolg van
verschillen in de ontwikkeling van de uitvoerprijzen in de
diverse landen en wijzigingen in de valutaverhoudingen.
Wanneer bijv. de gulden in waarde stijgt ten opzichte van
andere valuta's (revaluatie) wordt het invoerprijspeil hier
door gedrukt en verbeterd de ruilvoet.
In zekere zin kan de aanduiding verbetering of verslechte
ring misleidend zijn. Zo heeft een ruilvoetverbetering niet
in alle opzichten een gunstige invloed op de economie
van een land. We willen proberen dit aan de hand van de
volgende verbanden te verduidelijken.
Het positieve effect op de betalingsbalans van een ruil
voetverbetering, doordat tegen hogere prijzen wordt uit
gevoerd dan ingevoerd kan volledig of zelfs meer dan
volledig worden tenietgedaan door een daling van het
uitvoervolume uit hoofde van een verslechtering van de
concurrentiepositie. Voor landen wier export voornamelijk
berust op noodzakelijke produkten waarvoor een zekere
monopoliepositie bestaat - zoals de olielanden - is de kans
op een verslechtering van de betalingsbalans ten gevolge
van een exportstijging natuurlijk geringer dan voor een
land als Nederland.
Afgezien van belangrijke veranderingen in het in- en uit
voervolume van een land is het effect van een ruilvoet
verbetering op het nationale inkomen positief.
Wanneer we aannemen dat de in- en uitvoer in relatie tot
het nationale inkomen 0,5 bedraagt, zoals voor Nederland
bij benadering geldt, dan is bij een ruilvoetverbetering
met 3% uit dien hoofde sprake van een reële inkomens
vergroting van 0,5 x 3% 1,5%. Voor een waarde ter
grote van de helft van het nationale inkomen bedraagt de
kostenstijging immers 3% minder dan de opbrengststij
ging.
Een ruilvoetverbetering draagt normaal gesproken bij tot
een verzwakking van de internationale concurrentiepositie.
Dit is uiteraard niet erg bevorderlijk voor de werkgelegen
heid.
Een ruilvoetverbetering op grond van een stijging van het
exportprijspeil die kan worden toegeschreven aan zuiver
binnenlandse factoren is niet te beschouwen als oorzaak
maar uitsluitend als uitdrukking van een inflatoire ont
wikkeling. Anders ligt de situatie daarentegen wanneer
een ruilvoetverandering de uitdrukking vormt van een
sterke stijging van het invoerprijspeil of van een wijziging
in de valutaverhoudingen.
Een stijging van de invoerprijzen leidt tot kostenstijgingen
in het binnenland en wakkert zodoende de inflatie aan.
Een waardestijging van de binnenlandse munteenheid ten
opzichte van de buitenlandse valuta (revaluatie) heeft een
compenserende invloed op een stijging van de invoer
prijzen. Door een waardedaling van de munteenheid
wordt omgekeerd de stijging van het invoerprijspeil ver
sterkt.
Uit het voorgaande is naar wij hopen duidelijk geworden,
dat met een ruilvoetverandering heel wat samenhangt;
meer dan men op het eerste gezicht achter de volgende
cijferopstelling wellicht zou verwachten.
1955 1965 1970 1971 197:2 1973 1974
prijspeil
goederen-
uitvoer
prijspeil
goederen-
invoer
ruilvoet van
goederen
93 96 100 102 103 110 130
93 94 100 104 104 113 141
99 97 92
100 103 100 98
(Bron: Centraal Economisch Plan 1974.)
Duidelijk spreekt uit de tabel de verslechtering van de
ruilvoet in 1973 en 1974 (2% resp. 5%) als gevolg van de
sterkere stijging van het prijspeil van invoer van goederen.