london and
continental
bankers limited
onze relatie in londen
14
drs. r. r. freeman de stad van vestiging
de city
banken in de city
city van londen bron van de
deviezen
Een artikel over deze bank zou onvolledig zijn wanneer het niet tevens enkele korte notities
zou bevatten over het onmiddellijke milieu van de bank, d.w.z. over Londen, de City van
Londen, de daar gevestigde banken, en ook over hun betekenis voor de Engelse economie.
Bestuurlijk gezien omvat Londen niet minder dan 32 afzonderlijke gemeenten of „burchten"
(„buroughs"), die samen een oppervlak beslaan van ruim 1800 vierkante kilometer, d.w.z.
meer dan de provincie Utrecht. Daarboven staat een „Raad" („Greater London Council"),
die echter alleen belast is met de zorg voor enkele duidelijke gemeenschappelijke be
langen zoals het transport, de parken, de Theems, en „noodsituaties".
De 32 gemeeenten hebben een grote mate van onafhankelijkheid hetgeen allerlei moeilijk
heden tengevolge heeft, onder meer op het gebied van de huisvesting. Ze verschillen
onderling enorm in groote, zodanig dat de grootste meer dan 50 maal zo uitgestrekt is als
de kleinste Londense gemeente.
Deze kleinste Londense gemeente is de
„City of London". Zij omvat nog geen drie
vierkante kilometer. Dit is het oudste deel
van Londen, en dat is nog steeds te zien
aan de vele smalle straatjes, die overigens
ook hier door steeds meer nieuwe wegen
worden doorkruist. In dit stadsgedeelte zijn
nog restanten zichtbaar van Romeinse
stadswallen en stadspoorten en diverse
straatnamen, zoals „London Wall" en
„Moorgate" herinneren daaraan. Eigenlijk
zijn er in Londen twee „Cities", want onder
de 32 gemeenten waaruit de metropole be
staat is er naast de „City of London" nog
een andere „City", n.l. de „City of West
minster".
Dat is een tegenwoordig meer centraal ge
legen stadsdeel waarin men onder meer
de Parlementsgebouwen en Westminster
Abbey vindt, maar het is niet „de City"
waarover de bankwereld spreekt.
In dit stadsgedeelte woont bijna niemand
meer maar wel verrichten hier overdag
zo'n kleine half miljoen mensen hun dage
lijkse werk. Men vindt hier een onwaar
schijnlijk groot aantal banken. Wij geven
een enkel willekeurig gekozen voorbeeld
ter typering. De genoemde straat Moorgate
wordt wel aangeduid als het centrum van
de City. Loopt men langs Moorgate van de
kruising met London Wall tot de kruising
met Gresham Street de afstand is nog
geen 300 meter dan ziet men aan één
zijde van de straat achtereenvolgens: een
bouwmaatschappij, Continental Illinois Na
tional Bank, de Bank of Ceylon, National
Bank of Commerce of Seattle, Texas Com-
merce Bank, First National City Bank, de
Bank of Tokyo, National Westminster Bank,
weer een bouwmaatschappij en dan: Che
mical Bank, The National Bank of New
Zealand, The Dai-lchi Kangyo Bank Ltd.,
nog een bouwmaatschappij en tenslotte:
Marine Midland Bank New York. In som
mige straten vindt men aan beide kanten
kantoren van éénzelfde bank. De meeste
van die bankkantoren zijn gevestigd in
plechtige en grauw gepleisterde percelen,
maar er wordt in de City ook veel modern
gebouwd, hoewel lang niet altijd op verant
woorde wijze. Op sommige plaatsen wekt
London Wall de indruk dat men tussen fa
brieken of fabriekskantoren loopt.
Met haar dienstverlening aan het buiten
land is de City van Londen waarschijnlijk
de grootste Engelse „exportindustrie". In
1972 leverde haar „uitvoer" van diensten
buitenlandse valuta op voor bijna 680 mil
joen pond sterling, hetgeen overeenkwam
met 7 procent van de totale export van het
Verenigd Koninkrijk. Men moet daarbij we
ten dat dit percentage sinds 1965 steeg
van 4,3 procent tot 7,0 procent in 1972.
Daar komt nog bij en dat is een belang
rijk verschilpunt tussen de dienstenexport
van de City enerzijds en b.v. de exporte
rende auto-industrie anderzijds dat voor
de bank- en verzekeringsactiviteiten van de
City geen invoer nodig is van grondstoffen
die in vreemde valuta moeten worden be
taald. De deviezenopbrengst van de City is
daardoor een even-zo-grote netto-toevoe
ging aan de Engelse monetaire reserves.
Van die totale monetaire opbrengst van de
City is meer dan de helft te danken aan de
buitenlandse „leveringen" van verzeke
ringsmaatschappijen en assurantiebemid
delaars. Het aandeel van het Londense
bankwezen in de deviezenopbrengst van de
City blijft daarbij ver achter: het varieerde
in de jaren van 1965 tot 1972 tussen tien en
twintig procent van het totaal. Bovendien is
deze opbrengst van de banken na 1970
enigszins gedaald doordat de bedragen toe
namen die in Londen gevestigde dochter-
banken moesten afdragen aan hun moeder-
banken in het buitenland. Maar zelfs al zou
de netto-deviezen-opbrengst van de Lon
dense banken, b.v. ten gevolge van zulke af
drachten, geheel verdwijnen, dan nog zou
den de banken, door de fundamentele aard