13 verwachtingen en verwikkelingen rondom het eigen woningbezit de stimulerende maatregelen van de over heid. De overheid verleent subsidie bij de aan koop van een eigen woning. Door de vorm waarin deze subsidies zijn gegoten, name lijk aflopend in maximaal 10 jaar tijds, be tekent deze subsidie in feite een bijdrage in de jaarlijkse financieringslasten van de aangegane hypothecaire lening. Daarnaast ondervindt het eigen woningbezit ongetwijfeld een sterke stimulans van de fiscale aftrekbaarheid van rentekosten. Dit wordt duidelijk bevestigd in de resul taten van de genoemde enquête. Daaruit blijkt dat de belangstelling, c.q. de moge lijkheid voor een eigen woning aanzienlijk kleiner wordt wanneer aan de aftrekbaar heid van rentekosten grenzen worden ge steld. Hebben de subsidie en de rente-aftrekbaar heid vooral invloed op de jaarlijkse finan cieringslasten, de feitelijke aankoop van een woning wordt vergemakkelijkt door het verlenen van een gemeentegarantie met rijksdeelname. Het optrekken van deze ge meentegarantie van 90% tot 95% en on langs nog tot 100% kan de financiering in niet onbelangrijke mate vergemakkelijken. Echter het verbinden van voorwaarden ten aanzien van de verhouding tussen finan cieringslasten en inkomen stelt een be langrijke grens aan de hoogte van de af te sluiten hypothecaire lening. Ongetwijfeld is het zinvol waarborgen in te bouwen dat mensen niet te zware financiële verplichtingen op zich nemen. Men dient zich evenwel af te vragen of het handhaven van de 20 norm (de rente- en aflossings verplichtingen mogen niet groter zijn dan 20% van het bruto inkomen) nog wel ver dedigd kan worden. Te overwegen ware de fiscale aftrekbaar heid van rentekosten in de beoordeling mee te nemen, of bij de berekening van het bruto-inkomen met vakantietoelage, jaar lijks terugkerende gratificaties, kinderbij slaguitkeringen en het inkomen van de werkende, gehuwde vrouw rekening te houden. Dit kan des te meer nu men ook in Neder land bereid is een groter gedeelte van het inkomen aan wonen te besteden (in Duits land bijvoorbeed komt het regelmatig voor dat men 35 a 40% van het bruto-inkomen aan wonen besteedt). Naast deze regelingen bestaat er nog de zogenaamde Wet Bezitsvormingsfonds, die voorziet in het verstrekken van een rente loze geldlening ad 2.400,— en het ver lenen van gemeentegarantie bij de aankoop van een bestaande woning, waarbij inko men van de koper en koopprijs van de wo ning aan bepaalde voorwaarden gebonden zijn. Wat betreft de renteloze lening kan worden opgemerkt dat de hoogte daarvan tegen woordig nauwelijks van betekenis kan zijn gezien de hoge nieuwbouwprijzen. Sinds 1971 toen deze lening mogelijk werd ge maakt zijn de bouwkosten met 35 geste gen, waarbij de prijzen van bestaande wo ningen nauwelijks achterbleven. Een optrekking var dit bedrag lijkt zeker noodzakelijk. Bovendien zou overwogen kunnen worden het bedrag van de lening dusdanig te verhogen dat daadwerkelijk lage inkomenstrekkers in staat worden ge steld een huis te kopen. De tijd lijkt rijp om het beleid lage bij dragen aan een grote groep bij beperkte middelen van het Fonds - te veranderen, hetgeen mede mogelijk gemaakt wordt bij de verandering in het huur- en subsidie beleid, waarbij de overheidssteun zal afhan gen van de individuele omstandigheden, de financiële mogelijkheden, waarin een be paalde bewoner/eigenaar verkeert. Zoals reeds is gesteld mag worden ver wacht dat het eigen woningbezit voorlopig zal blijven toenemen. Deze verwachting is gebaseerd op de situatie in andere landen, waar het eigen woningbezit op een hoger niveau ligt en waar dit nog steeds toeneemt. Bij een sterk stijgende welvaart in de achter ons liggende jaren is een dergelijke toe name van het eigen woningbezit eigenlijk vanzelfsprekend. Nu maatschappelijk gezien het welzijn steeds meer de nadruk krijgt, zal dit op gezinsniveau uitwerken in een verdere be langstelling voor de eigen woning. Deze ontwikkeling kan reeds worden geconsta teerd uit het beeld dat de resultaten van de in de aanhef van dit artikel genoemde enquête oproept. Daarnaast kan uit de conjunctuurenquêtes, welke het C.B.S. een maal per kwartaal houdt, worden afgelezen dat het eigen huis in het topje van de ver langlijst van de Nederlandse gezinnen thuishoort. Of inderdaad het eigen woning bezit zal toenemen is aan een aantal voor waarden gebonden. Op de eerste plaats zal aan de fiscale af trekbaarheid van rentekosten niet getornd mogen worden. De meermalen genoemde enquête bevestigt dit. Enkele maanden ge leden heeft minister Gruyters duidelijk te kennen gegeven dat er vooralsnog niet aan wordt gedacht de rentekosten niet meer aftrekbaar te maken, nadat in de loop van 1973 nogal wat wisselende geluiden daar omtrent waren vernomen. Op de tweede plaats zal de huidige bouw kostenstijging sterk moeten worden afge remd. Aangezien de bouwkosten aanmerke lijk sneller stijgen dan de inkomens, wordt de eigen woning voor steeds meer mensen onbetaalbaar. In de praktijk komt dit in hoofdzaak neer op een afremming van de inflatie, die evenwel de laatste jaren op een steeds hoger niveau is komen te liggen. In dit verband dient ook te worden gewezen op de stijging van de rentestand. Niet alleen betalen de bouwbedrijven steeds meer ren te over geleend kapitaal, waardoor de prij zen van de nieuwbouwwoningen nog ver der stijgen, maar ook zoals we reeds constateerden moet de koper van een woning, nieuwbouw of bestaande bouw, steeds hogere financieringslasten kunnen opbrengen. Voor wat betreft de gevolgen van boven staande voor het eigen woningbezit willen we hier slechts opmerken dat de overheid deze aanmerkelijk kan verlichten door de subsidies aan te passen aan bouwkosten stijging en rente-ontwikkeling, hetgeen in voorbije jaren regelmatig gebeurde. De wo ningbouw in haar geheel zou daarbij gebaat zijn. Vervolgens zal de overheid in haar nieuw- bouwprogramma's voor de komende jaren rekening moeten houden met de vraag naar eigen woningen, hetgeen tot uitdrukking kan komen door een groter deel van de nieuwbouw in de koopsector te laten bou wen. De mate waarin dit gerealiseerd zou moeten worden, zal kunnen blijken uit een woningbehoefte-onderzoek, zoals deze sinds 1959 regelmatig zijn gehouden, maar nu reeds een aantal jaren is uitgebleven. Daarnaast zal het een belangrijk deel moe ten uitmaken van een structuuronderzoek in de bouwnijverheid, waarvan thans reeds enige facetten door met name het Econo misch Instituut voor de Bouwnijverheid zijn belicht. Duidelijk is men het alom eens over de noodzaak van een dergelijk structuuronder zoek; des te verwonderlijker is het dat het structuuronderzoek uitblijft door strubbe lingen over de vraag welke instituten bij het onderzoek moeten worden betrokken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 15