het eigen woning-
bezit in nederland
11
drs. a. j. m. peeters
resultaten van het onderzoek
I
Onlangs werd door de N.V. v/h Nederlandse Stichting voor Statistiek een tweetal onder
zoeken gedaan naar de aard en omvang van het eigen woningbezit onder Nederlandse
gezinshoofden, alsmede naar mogelijke veranderingen daarin. De belangrijkste resul
taten daarvan zullen wij hier weergeven, alsmede zullen we nader ingaan op de huidige
situatie in de woningbouw, met de nadruk op de koopsector, en de toekomst van het eigen
woningbezit.
Hierbij wordt onderscheiden:
a. De Nederlandse bevolking, waarbij we
de Nederlandse gezinshoofden als onder-
zoeksubjecten beschouwen en
b. de Intermediairlezers, personen die een
hogere opleiding hebben genoten, zoals
academici, afgestudeerden van het hoger
beroepsonderwijs, enz., waarvan de leeftijd
niet ouder is dan 45 jaar.
In onderstaand overzicht worden de belang
rijkste conclusies van de totale bevolking
en de hoger opgeleiden, jonger dan 45 jaar,
naast elkaar geplaatst.
to 2
-o o
ra sz
(O
0 c
N
0) Q)
Z O)
C/3
0
03
C
- 0
0 U
0
0
O)
■6 o
0 03
®in
o
£V
Eigen woningbezit:
38%
49%
woningtype:
eengezinshuis
58%
61
flat
17%
21
benedenhuis of etagewoning
18%
11
overige
7%
7%
verhuisplannen binnen 2 jaar
18%
34%
koopplannen binnen 2 jaar
11
20%
Uit deze vergelijkende gegevens blijkt dat
het grote verschil, dat reeds tussen deze
twee groepen bestaat ten aanzien van de
mate van het eigen woningbezit, nog zal
toenemen gezien de hogere mobiliteit (ver
huisplannen) van de hoger opgeleiden en
de grotere intentie van deze groep om een
eigen woning te kopen.
Naast deze gegevens welke zowel voor de
totale bevolking als voor de hoger opge
leiden onder de 45 jaar binnen de Neder
landse bevolking worden verzameld, zijn er
nog een aantal belangrijke resultaten te
voorschijn gekomen ten aanzien van de
hoger opgeleiden onder de 45 jaar.
Ten aanzien van het woningtype zou 63%
van de hoger opgeleiden niet in een flat
willen wonen. Van de 51 niet eigen wo
ningbezitters onder de hoger opgeleiden
jonger dan 45 jaar wil 58% liever in een
eigen huis wonen.
De hoger opgeleiden onder de 45 jaar met
koopplannen binnen twee jaar denken ge
middeld 105.000 (waarschijnlijk in prijzen
van 1974) te kunnen besteden voor de aan
koop van deze woning. Daarbij denkt 12
aan een koopsom van minder dan 75.000,
59% aan een koopsom in de prijsklasse
van 75.000 tot 120.000 en 14 aan een
koopsom van 120.000 tot 150.000.
Hoe groot de belangstelling voor een eigen
woning in deze kring is blijkt wel uit het feit
dat het grootste deel van de hier genoemde
potentiële kopers ook nog een eigen huis
zal kopen wanneer de rentekosten nog
slechts voor 75 aftrekbaar zouden zijn,
terwijl 15% dan van koop zou afzien. Ech
ter 24 zal van koop afzien wanneer nog
slechts 50% van de rentekosten aftrekbaar
is.
Ten aanzien van de wijze van financiering
blijkt dat van de hoger opgeleiden, die na
1964 een woning kochten, 68% van het
totale aankoopbedrag hebben gefinancierd
met een hypothecaire lening. Daarbij sloot
49 een gewone hypotheek af en 24
een hypothecaire lening op annuïteiten
basis. Momenteel ligt deze verhouding an
ders. Nu kiest nog 39% voor een gewone
hypotheek en 41 voor een hypothecaire
lening op annuïteitenbasis, terwijl de hypo
theek met levensverzekering in betekenis
afneemt.
Tenslotte willen we nog een opmerking
maken over de waardering van woonmilieu
en wooncomfort. Daarbij blijkt een ruime
woonkamer de zwaarst wegende factor te
zijn. Maar het feit dat de woning door groen
omgeven is, is bijna even belangrijk. Van
veel minder belang zijn een studeerkamer,
de ligging bij winkels en de garage bij