een spaaraftrekregeling' gewenst! 7 De verre van uitbundige geluiden, die tegenwoordig uit de verslagen van bank- en spaarinstellingen over de sterk terug blijvende aanwas van de spaargelden te horen zijn, hebben heel wat discussies over de oorzaken en ge volgen daarvan losgemaakt. Men kan le zen over verschuivingen naar de deposito- markt, gewenning aan inflatie, verandering in spaargedrag, lenen in plaats van spa ren, consumptie-mentaliteit, inkomensnivel lering en nog veel meer. Het sparen is in ieder geval in onze dagen een zorgeijk onderwerp, hopelijk tijdelijk, maar mis schien ook meer permanent. In deze situatie wil ik het belang onder strepen van een betere fiscale behande ling van de gewone spaarder. En dan sluit ik mij allereerst gaarne aan bij het betoog dat op 13 april verscheen in de Volkskrant, waarin de belastingmedewerker de helling van inkomstenbelasting over ontvangen rente als onrechtvaardig typeerde. On rechtvaardig, omdat de ongrijpbare koop krachtdaling van het geld vaak niet meer voldoende wordt gecompenseerd door de rente. Dubbel onrechtvaardig, omdat er voor rente gekweekt met levensverzekerin gen gedeeltelijke vrijstelling van belasting bestaat als een koopsom gestort is en zelfs algehele vrijstelling als de premie be taald wordt. Juist de kleine spaarder wordt van dit meten met twee maten de dupe. De Volkskrant-schrijver wijst er dan ook op dat dit onrecht belastingontduiking in de hand werkt en tot gevolg heeft, dat de belasting-moraal wordt verzwakt. Hij pleit daarom voor een algehele vrijstelling van rente-inkomsten tot een bepaald maximum per jaar. Een goed idee, en wij dringen er met de schrijver op aan dat de overheid het zo spoedig mogelijk overneemt om daarmee een eind te maken aan „een zaak, die alge meen als onrechtvaardig wordt gevoeld". Ik wil hier ook nog eens een ander idee opperen. Het is een gedachte, die ik elders nog niet tegengeko men ben]), maar die m.i. toch voor de hand ligt. Ik heb er vorig jaar in ons augustus nummer al in het kort op gezinspeeld. Alle belastingplichtigen zou het toegestaan Na het ter perse gaan is mij gebleken dat verzekeringsadviseur P. C. Fortuin in FEM van 13 februari jl. in soortgelijke richting denkt. moeten worden jaarlijks een bepaald be drag op hun belastbaar inkomen in min dering te brengen, mits zij dat bedrag spa ren volgens een bijzondere spaarregeling, en mits het saldo op die spaarregeling niet een bepaald maximum te boven gaat. De beschikkingsvrijheid over het saldo staat voorop; de spaarder kan het naar believen ieder ogenblik opnemen. Maar in het jaar waarin hij dat doet, valt het opgenomen bedrag onder zijn belastbaar inkomen en is dus inkomstenbelasting verschuldigd. Op deze wijze wordt iedereen een attrac tieve mogelijkheid geboden om een be scheiden spaarbedrag op te bouwen. Om de regeling in ware zin sociaal te doen zijn, moet het maximale jaarlijkse bedrag zodanig worden gekozen, dat ook de ge middelde loontrekkende zonder veel moei te in staat is het jaarlijkse bedrag te be sparen. Te denken is b.v. aan een bedrag van f 250,- of f 500,- per jaar, en aan een totaal maximum van f 2.500,- of f 5.000,-, dat dan in 5 of 10 jaar bereikt kan worden. Technisch, ook uit een fiscaal controle oogpunt zal door inschakeling van de au tomatiseringsapparatuur van de banken zo'n regeling niet veel moeilijkheden op leveren, terwijl ook de aftrek van de loon belasting te realiseren zal zijn. Het zou dus een soort „volksspaarregeling" wor den. Hierdoor zou bereikt worden, dat vrijwel iedereen bereid zal zijn in 5 a 10 jaar zo'n f 2.500,- a f 5.000,- bijeen te sparen, leder krijgt een kleine ijzeren reserve" die hij veelal zeer lang zal laten staan, gewoonlijk tot in zijn inac tieve periode zijn inkomen vermindert. Er zal dan ook door de banken een relatief hoge rente over vergoed kunnen worden. Verwacht mag worden, dat het merendeels additionele besparingen zullen zijn: de be dragen zijn te gering om de normale spaargewoonte te beïnvloeden. Op de volkshuishouding zal de anti-inflatie- werking van dit sparen heilzaam werken. Grote bedragen worden in totaal aan de consumptie onttrokken, hoewel deze an derzijds via de banken voor financiering van overheid, bedrijven en ook particulie ren ter beschikking komen. De fiscus zou echter met een aanzienlijke inkomsten derving moeten rekenen, vooral in de „op- bouwjaren". Dit lijkt een zwak punt voor de haalbaarheid van de regeling, maar on derzocht zou kunnen worden of hier geen compensatie gevonden wordt in de rui mere linancieringsmogelijkheid die de overheid krijgt. Met de banken zou b.v. af gesproken kunnen worden, dat zij een aan zienlijk deel van de gespaarde bedragen aan de overheid ter beschikking zullen stellen. Het zou een verschuiving betekenen in de ook nu al bekende methodes: finan cieren met belastinggelden dan wel met leningen. Deze gedachte is niet vreemd, wan neer we kijken naar de f 7.500,- per jaar die aftrekbaar is van premiebe taling op levensverzekeringen met lijfren ten. Die belastingfaciliteit ligt echter in zijn volle omvang buiten het bereik van de gewone man". De achtergrond is ook hier, volgens een der voormannen uit het levensverzekeringsbedrijf, dat de overheid er voor moet waken dat het gespaarde geld niet voortijdig in de consumptiesfeer terechtkomt. Daarvoor heelt zij, aldus mr. P. A. Nouwen in E.W. van 2 maart 1974, het levensverzekeringsbedrijf aangewezen en het ligt niet op onze weg voor andere te pleiten, te meer omdat de banken het zelf niet doen". De zaak waarom het gaat is echter te be langrijk om in het kader van een pleiten voor zichzelf of voor anderen te behande len. Juist, omdat er geen tegenstelling moet bestaan tussen het individuele en het macro-economisch belang van het sparen, is er m.i. alle aanleiding de hier rudimen tair aangeduide volksspaarregelingeens op zijn merites voor de hele volkshuis houding te bekijken. Ontegenzeggelijk haalt men er veel mee overhoop, maar de gedachte zelf heeft naar mijn mening een gezonde kern, die bij vele modificaties die ongetwijfeld nodig zouden blijken, behou den blijft. Zo zou het denkbaar zijn dat bij opneming van het spaartegoed na een be paald aantal jaren een gereduceerd belas tingtarief wordt toegestaan. Immers wan neer over meerdere jaren een bedrag wordt gespaard, zal bij opname ineens van het tegoed ten gevolge van de belasting progressie veelal meer belasting verschul digd zijn dan zonder spaaraftrek het geval ware geweest. De mogelijkheid van lijfrentepremie is al oeroud. Er is sindsdien echter enorm veel veranderd in de behoefte en mogelijkhe den van onze maatschappij en van de mensen. Een spaaraftrekzou een gecom pliceerde stap zijn, maar zou tegelijkertijd wel eens een stap kunnen zijn, die precies bij onze tijd past! J.R.H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 9