wob 5 maar een laag renteniveau heeft een paar hoogst ongelukkige gevolgen, met name in ontwikkelingslanden. De lage-rentepolitiek, die men daar vaak volgt, moedigt eenzijdig de investering in kapitaalgoederen aan. Een hoog renteniveau begunstigt echter de arbeidsintensieve produktie en het effi ciënte gebruik aan mankracht, die in over vloed aanwezig is. Het ergst van alles is, dat een laag rentepeil aan de spaarders te weinig aansporing geeft tot sparen." Deze woorden richtte de heer J. Burk Knapp, vice-president van de Wereldbank tot de 3e Internationale Conferentie van spaar- en kredietcoöperaties, die in juni te Londen gehouden werd. De heer Knapp noemde het hartverwar mend hoe sterk in arme landen gespaard wordt. In landen met een inkomen van 100 per hoofd per jaar wordt vaak meer dan 10% gespaard. Zij leveren het bewijs hoe vele hele kleintjes toch een grote ma ken. Als de ontwikkeling eenmaal op gang begint te komen blijkt het sparen procen tueel tot grote hoogten te stijgen. Een van de meest opvallende punten noemde hij het te weinig bekende feit, dat het meren deel van de ontwikkelingslanden zelf het meeste geld voor hun ontwikkeling bijeen brengt. Gemiddeld is 85 van de finan cieringsmiddelen afkomstig uit die landen zelf. Echte vooruitgang blijkt te constate ren wanneer meer dan 15 a 20% van het nationaal inkomen aan ontwikkeling wordt besteed. Overigens was de heer Knapp niet opti mistisch over de toekomst van het sparen in de wereld. De Wereldbank heeft daar ook zijn zorgen over, speciaal haar doch ter, de I.D.A. (International Development Association) die door vrije bijdragen van regeringen „gemakkelijke" leningen ver strekt aan ontwikkelingslanden. De infla tie is een ziekte die de hele wereld aan steekt. Zijn sombere kijk - wereldwijd ge zien - op de spaaraanwas, ontwaarde ech ter één „bizarre uitzondering", nl. de reus achtige bedragen waarover de olielanden gaan beschikken. De Wereldbank wil deze landen overreden hun „besparingen" aan te wenden voor de doeleinden van de Wereldbank. De heer Knapp was in dezen hoopvol en noemde dit de enige lichtzijde van het hedendaagse spaartoneel. Zelf afkomstig uit de U.S.A. noemde hij het De heer J. Burk Knapp, vice-president van de Wereldbank, tijdens het uitspreken van zijn rede. westen rondweg een zeer slecht voorbeeld van spaarzaamheid voor de ontwikkelings landen. In het westen heeft de materiële consumptie een veel te hoge vlucht geno men, zulks ten koste van oude ideeën van zuinigheid, sparen en vertrouwen. De de generatie van de waarde van het geld, d.i. de inflatie, doet ook hier haar vergiftigende werk. De kunst is voor een land om met zijn sparen de ontwikkelingen vóór te blij ven. In ontwikkelingslanden lukt dat tot nu toe bevredigend, maar aldus de heer Knapp „l'appétit vient en mangeant" (de eetlust komt al etend). Men krijgt snel de smaak van een hoger consumptiepeil te pakken, vooral als men naar andere, wes terse, landen kijkt. Voorbeeld is Japan. Daar is in de vijftiger en zestiger jaren na de oorlog enorm gespaard; meer dan 40 van de produktietoename werd aangewend voor investeringen. Maar Japan is thans in de ban gekomen van het hoger con sumptiepeil, de produktie neemt veel min der toe en het spaarvolume wordt helaas sterk gedrukt. Twee punten noemde de heer Knapp, waarop zeker ook de coöperatieve organi saties een goede invloed kunnen hebben. De sociale zeden en houding van een land zijn zeer belangrijk voor de vraag hoe men tegenover de vraag sparen of consumeren staat. In dit verband wees de heer Knapp er ook op, dat sparen alleen goed gedijt in een staat waarin politieke en sociale stabiliteit heerst en persoonlijke veiligheid gewaarborgd is. Het andere punt is, dat de Wereldbank in haar 25 jaar heeft geleerd, dat men niet kan volstaan met het verstrekken van le ningen voor de infrastructuur, in de hoop dat het land zich met een haven, spoor weg, wat elektriciteit e.d. wel verder zal ontwikkelen. De moeilijkheden zitten vaak veel dieper. We hebben ingezien, aldus de heer Knapp, dat we tot de wortels (grass- roots) door moeten dringen om het poten tieel dat er is tot leven te wekken. Leer de mensen eerst lezen en rekenen, voed ze op in zaken die voor hen direct nut hebben. De Wereldbank heeft daarom haar accent meer gelegd op wat wij zou den kunnen noemen „plattelandsontwikke ling". Door heel dat werk loopt, zo zei de heer Knapp, de draad van de coöperatieve activiteit. In wezen hebben de spaar- en kredietcoöperaties hetzelfde voor ogen als de Wereldbank. Sparen is voor de Wereldbank en voor al le financiële instellingen een levensvoor waarde. De heer Knapp formuleerde aan het slot zeer inhoudsvol: de mens leeft bij brood, liefde en besparingen! PERSONEELSBLAD OP KOMST Juist voor de vakantieperiode is door de Centrale Bank intern besloten medewer king te verlenen aan de uitgave van een blad voor het personeel van onze aangeslo ten banken. Wij vermelden dit met veel ge noegen, vooral ook omdat de al enige tijd bestaande plannen in deze richting een ex tra stimulering hebben gevonden door de ingezonden stukken in ons blad (zie ons nr. 3/74). Inderdaad, een dergelijk blad zal een goede zaak zijn. Onze organisatie telt, afgezien van de medewerkers van de Centrale Bank, in totaal zo n 16.000 personeelsleden. Deze zijn echter verspreid over meer dan 1.100 afzonderlijke banken en zij vormen als het ware cellen naast elkaar, zonder met elkaar anders dan incidenteel in contact te komen. Toch maken al die cellen te zamen een groot geheel uit: het personeel van de Ra- bobanken. Het blad kan tegemoet komen aan de vanzelfsprekende wens onder dat personeel om regelmatig iets van of over collega's elders te lezen, om regelmatig een mening te horen of kenbaar te maken over gemeenschappelijke belangen of over de Rabobankenorganisatie zelf en zeker ook om zich in het gewone sociale om- gangsverkeer met elkaar verbonden te voelen. In de komende maanden zal naar wij hopen de opzet en „formule" van het blad gestalte krijgen. Belangrijk lijkt ons, dat de opzet zó wordt, dat het niet alleen een blad voor, maar ook een blad van de personeelsleden is. Deze zullen er zelf aan mee moeten wer ken, b.v. door een brede redactiecommis sie, „correspondenten" en toezending van kopij. Gelukkig zijn er heel weinig echte perso neelsproblemen in onze organisatie. Maar wij menen, dat ieder die bij één van onze banken werkzaam is het zal toejuichen, dat daardoor periodiek een zichtbare band ge legd wordt met collega's van andere ban ken. Het eerste nummer kan nog lang niet aangekondigd worden, er moet daarvoor nog heel veel gebeuren, maar het is - ach ter de horizon - op komst.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 7