3 ECONOMISCHE GROEI Prof. dr. G. J. M. Vlak - lid van de hoofd directie van de Centrale Rabobank heeft onlangs in het kader van de door het Mi nisterie van Landbouw georganiseerde Tuinbouwdagen een lezing gehouden on der de titel „Voorwaarden tot en gevolgen van de economische groei". Een economische groeipolitiek dient zich volgens prof. Vlak gezien de complexiteit van het verschijnsel vooral te richten op het bestrijden van mogelijke knelpunten. Knelpunten die naar zijn mening op dit moment het meest actueel zijn, hangen vooral samen met de sterke stijging van de grondstoffenprijzen en de verslechte ring van het investeringsklimaat. De stijging van de grondstoffenprijzen leidt niet alleen tot een ruilvoetverslechtering in die zin dat voor een.gegeven invoerpakket meer koopkracht aan het buitenland be schikbaar moet worden gesteld, maar brengt tevens het veel grotere gevaar met zich mee dat het streven naar autarkie in de diverse landen een extra impuls krijgt. Daarmee wordt een van de sterkste pijlers van de economische groei na de Tweede Wereldoorlog - namelijk de toename van de wereldhandel - ernstig aangetast. Vooral voor ons land met zijn open econo mie dienen volgens prof. Vlak de gevolgen van een inkrimping van de wereldhandel niet te worden onderschat. Om dit te il lustreren wees hij erop dat de marginale invoerquote van ons and gemeten in con stante prijzen voor 1973 in vergelijking met 1963 zelfs nog iets groter was dan 1 name lijk 1,04. Dit betekent dat voor de reële stijging van het nationale inkomen in 1973 in vergelijking met 1963 meer goederen extra moesten worden ingevoerd dan de inkomensstijging zelf bedroeg. De verslechtering van het investeringskli maat houdt voornamelijk verband met de trendmatige daling van het rendement op geïnvesteerde vermogens onder invloed van de sterke stijging van de loonkosten en de collectieve lasten. Inmiddels heeft de geringe investeringsanimo in de afge lopen jaren, in combinatie met een toepas sing van arbeidsbesparende technieken, al geleid tot een omvangrijke structurele wer keloosheid. Wanneer binnen afzienbare tijd geen herstel volgt van de rendementen op geïnvesteerde vermogens ligt ongetwij feld een verdere toename van de werke loosheid in het verschiet. Uit de relatie tussen economische groei en milieuvervuiling mag niet worden ge concludeerd dat het in algemene zin ge wenst is om de economische groei af te remmen. Bij het streven naar een schoon milieu dienen de efficiencyregels eveneens in acht te worden genomen. Dit impliceert dat met specifieke omstandigheden per bedrijfstak, per bedrijf en per regio reke ning moet worden gehouden. Een macro- economische groeipolitiek werkt hiervoor te globaal. Ondanks het feit dat prof. Vlak zich min der pessimistisch betoont dan vele ande ren voor wat betreft de technische moge lijkheden om grondstoffentekorten en na delige produktie-effecten te overwinnen, is hij wel van mening dat we voor de toe- In de voorbereiding van de fusie om te komen tot één Centrale Bank is een aantal vraagstukken opgedoken dat terecht naar een binnen het bereik liggende toekomst is verschoven. Dit is gedaan om de zo noodzakelijke fusie niet te lang op zich te doen wachten of misschien zelfs onmoge lijk te maken. Het herstructureren van de Centrale Bank daarna heeft heel wat hoofd brekens gekost en moeilijkheden veroor zaakt, zonder twijfel hier en daar ook in het persoonlijke vlak. Wij kunnen niet zeggen dat met de op bouw binnen de Centrale Bank van de vijf werkgebieden, welke de basis vormen voor een strakke en doelmatige organisatie, nu alles ineens zonder strubbeling verloopt. Alles heeft zijn tijd nodig. Toch geeft deze herstructurering een grondslag voor een goedlopende machine, waarvan wij nog die plaatsen moeten leren kennen die wat extra moeten worden geolied. Ik hoop van harte dat men dat ook in de hele organi satie inziet en daaruit vertrouwen put in de toekomst, waarbij strubbelingen in de or ganisatie met een meer technische onder grond geleidelijk geheel moeten verdwij nen. Wij zullen er alles op moeten zetten om dit binnen de kortst mogelijke tijd te bereiken. Daarmee zal dan ook een gevoel van verambtelijking door de omvang van de organisatie, dat thans nu en dan speur baar is, tot het verleden moeten gaan be horen. In die tussentijd zijn wij in de organisatie verder gegaan en zijn voorbereidingen ge troffen om die vraagstukken, die in de fu- siegesprekken naar voren kwamen en naar de toekomst moesten worden verschoven, te gaan behandelen. Ik geloof dat wij mo gen zeggen dat de interne communicatie al zeer verbeterd is in het stelsel van krin gen, Centrale Kringvergadering en - op een ander niveau - districtsdirecteuren met hun districtskantoren. De technische overlegcommissies, die door de Centrale Kringvergadering zijn ingesteld, kunnen aan een gesmeerd lopen van de organisa tie in de nabije toekomst ook een belang rijke bijdrage leveren. Wij zijn ook een aantal vraagstukken aan het bekijken die voor de toekomst van grote betekenis zijn. Ik denk hierbij aan een zo ver als mogelijk doorgevoerde di recte kostentoerekening door de Centrale Bank aan de aangesloten banken, waartoe de zo noodzakelijke studie is begonnen. Een belangrijke rol speelt natuurlijk ook de liquiditeitsregeling en de rentevergoe dingsregeling. Hier hebben zowel de daar toe ingestelde commissie als de structuur commissie een belangrijk te bestuderen onderwerp. Hierbij doen zich essentiële vragen voor. De Centrale Bank heeft al sinds jaren de financiering van die coöpe ratieve ondernemingen, die te groot wer den voor financiering door plaatselijke banken, geheel of gedeeltelijk overgeno men. Deze financiering, die beschouwd moet worden als een verlengstuk van een financiering door de plaatselijke banken, geschiedt uit middelen die door de geza menlijke plaatselijke banken aan de Cen trale Bank zijn toevertrouwd. Het zou denkbaar zijn dat de Centrale Bank niet alleen deze financiering ter hand neemt, maar ook de financiering van bedrijven, waarvan de voordelen, b.v. door een ver korting van het betalingscircuit, voor de hele organisatie duidelijk zijn. Hier doet zich de vraag voor of ook deze financie ringen, ook al zijn de voordelen voor de hele organisatie evident, uit door de lokale banken aan de Centrale Bank toevertrouw de middelen moeten gebeuren. Het is, afge zien van de huidige onzekerheden op de internationale geld- en kapitaalmarkt, denkbaar dat de Centrale Bank daar zelf middelen voor aantrekt. Het moeilijke is natuurlijk dat de lokale banken dat zullen toejuichen in tijden van liquiditeitsschaars- te, maar er in tijden van liquiditeitsover schotten de voorkeur aan zullen geven dit met eigen middelen te doen. Dit wisselen is uiteraard niet mogelijk, zodat men wel overwogen een keuze zal moeten maken die met alle mogelijke ontwikkelingen in de toekomst rekening houdt. In de verhouding tussen de Centrale Bank en de aangesloten banken, die er alleen één mag zijn van collegialiteit en van het dienen van eikaars belangen, spelen deze vraagstukken een belangrijke rol. Daarbij zal men zich voor ogen moeten stellen dat het een belang van de hele organisatie is, dat de Centrale Bank voor de organi satie een eigen positie in de financiële we reld inneemt. Ook wanneer men de Cen trale Bank ziet als ,,hulp en steun" voor de lokale banken, dient men te bedenken dat een zwakke hulp een slechte hulp zou zijn. De vragen die opduiken en die voor de toekomst van onze organisatie uiterst belangrijk zijn, zullen wij met een positieve instelling en met begrip voor ontwikke lingen in de toekomst moeten bekijken. De gezamenlijke conclusies dienen goed door dacht te zijn. Wanneer er hier en daar eens ongeduld getoond wordt zou ik wil len aanraden om te beseffen dat goede oplossingen tijd vragen, al zullen wij er naar moeten streven die tijd zo kort moge lijk te doen zijn. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

T04 | 1974 | | pagina 5