huurkoop en de rabobanken
hypotheek, later huurkoop
doch daar kan tegenover staan dat voor de
berekening van de overdrachtsbelasting de
waarde van het verkochte goed ten tijde
van de overdracht beslissend is, zodat in
geval van waardestijging een hoger bedrag
ter zake daarvan verschuldigd zal zijn. Dat
neemt echter niet weg, dat de voor deze
posten te verrichten betalingen bij huur
koop op het tijdstip van de aankooptrans
actie geringer zijn, hetgeen de huurkoop
constructie in dat stadium aantrekkelijker
kan doen zijn.
Ten slotte moeten wij de vraag bekijken,
of de Rabobanken met huurkoop te maken
kunnen hebben.
Hoewel huurkoop onder bepaalde omstan
digheden bij de verkrijging van een huis of
bedrijfspand een waardevol hulpmiddel
kan betekenen, is het niet erg aannemelijk,
dat deze wijze van financiering perspec
tieven biedt voor onze banken. Huurkoop
is immers het geëigende middel voor de
kredietverstrekking door de verkoper bij
de aankoop van eeri pand; de hypothecaire
financiering is daarentegen meer wegge
legd voor onze banken, die immers de rol
van geldverschaffers vervullen bij de trans
actie die tussen verkoper en koper is tot
stand gekomen. Dit neemt ondertussen niet
weg, dat onze banken op twee verschil
lende wijzen met huurkoop in aanraking
kunnen komen:
1. Een pand wordt voor hypothecaire be
zwaring aangeboden, terwijl het belast is
met een ingeschreven recht van huurkoop.
2. Het recht van huurkoop wordt als object
voor hypothecaire bezwaring aangeboden.
In beide gevallen zal men moeten conclu
deren, dat het aangeboden zekerheids
object voor de bank niet veel houvast biedt.
In het onder (1) bedoelde geval moet de
bank bij een eventuele uitwininng rekening
houden met de rechten van de ingeschre
ven huurkoper, en het is niet aannemelijk
dat de bank een koper zal kunnen vinden
voor een pand, dat al in huurkoop is ver
kocht. Het enige wat men de koper kan
bieden is de mogelijkheid tot inning van
het resterende gedeelte van de koopprijs.
Om die reden zal de bank niet gebaat zijn
met de hypotheek op een in huurkoop
verkocht pand als zekerheid.
Het huurkooprecht als zodanig is vatbaar
voor hypothecaire bezwaring en om die
reden lijkt de onder (2) opgevoerde moge
lijkheid wel realiseerbaar. Hierbij moet men
echter mede in aanmerking nemen, dat dan
de positie van de bank als hypotheekhoud
ster afhankelijk is van de betaling vaji
rente en aflossing door de huurkoper; blijft
deze met de betalingen in gebreke, dan
dreigt ontbinding van de huurkoopover
eenkomst, waardoor het hypotheekrecht
van de bank komt te vervallen.
volledig af te betalen met behulp van de
lening, die hij bij de bank opneemt, waarna
hem het pand in eigendom gaat toebeho
ren, en vervolgens dit pand hypothecair
ten behoeve van de bank te bezwaren. De
huurkoper heeft immers steeds de be
voegdheid tot aflossing, zonder dat hij
daarin door enige boetebetaling kan wor
den belemmerd.
In ieder geval is de regeling zodanig, dat
het hypothecair ten behoeve van de bank
verbonden pand met de hypotheek be
zwaard blijft, ook als het later in huurkoop
wordt verkocht. De bank kan echter van een
latere uitgifte in huurkoop wel bezwaar on
dervinden, omdat zij, als zij tot uitwinning
wil overgaan, eerst een ontruimingsvonnis
tegen de huurkoper moet verkrijgen, waar
voor een gerechtelijke procedure nodig is,
en vervolgens nog negen maanden moet
wachten voordat zij de ontruiming kan ef
fectueren. In dat opzicht is dus de positie
van de bank als hypotheekhoudster door
toedoen van de Tijdelijke Wet aangepast.
Ondertussen zal hierdoor toch geen nadeel
voor onze banken kunnen ontstaan. In de
voorwaarden van hypotheekverlening komt
namelijk de bepaling voor, dat de hypothe
caire schuldenaar het verbonden goed niet
met zakelijke rechten mag bezwaren zon-
er toestemming van de bank. De notaris,
die belast zal worden met het verlijden van
de huurkoopakte, zal met die bepaling re
kening moeten houden en de bank om de
toestemming in de vestiging van het huur
kooprecht moeten verzoeken.
Beter is het dan ook, wanneer de onder
(2) bedoelde situatie zich voordoet, de
huurkoper aan te raden zijn restantschuld