oude
vraag
nieuwe
vorm
7
Bij de besprekingen van het rapport
inzake makelaardij in onroerend
goed is het in de Centrale Kring
vergadering ook even tot een soort prin
cipieel debatje gekomen.
Dat woordje „ook" hoort erbij. Want zo'n
discussie is natuurlijk altijd een mengeling
van argumenten: zakelijke, principiële en
doelmatigheidsoverwegingen lopen vaak
door elkaar heen. Soms vullen zij elkaar
aan, soms strijden ze met elkaar, leder,
die een doelmatige oplossing voorstaat,
weet dat zijn betoog sterker staat, als hij
zich ook op beginselen kan beroepen. En
een pure Prinzipien-Reiter, die de prak
tische uitvoerbaarheid negeert, zal zeer
weinigen overtuigen.
Hoe het zij, de voor- en tegenstanders
van het rapport brachten een verschillend
uitgangspunt naar voren. Het rapport pleitte
voor een centrale aanpak van een even
tuele makelaardijbeoefening, terwijl enkele
sprekers meenden dat die nieuwe activiteit
ook uit principieel oogpunt op plaatselijk
niveau thuis hoort. Als we dan toch even
met etiketjes mogen werken: centraal
stond tegenover lokaal en de visie vanuit
de hele organisatie tegenover de visie van
uit de lokale bank c.q. de regio. Vooral de
tegenstanders voerden principiële argu
menten aan. Een lokale opzet zou in over
eenstemming zijn met aard en wezen van
onze organisatie, centraal moet niet ge
daan worden wat lokaal even goed moge
lijk is, men moet - zo werd een Bijbel
woord treffend geparafraseerd - in dezen
de Centrale Bank geven wat de Centrale
Bank toekomt en de plaatselijke banken
wat deze toekomt!
Zulke discussies zijn vanouds in
onze organisatie niet onbekend. Zij
komen voor overal waar plaatselijke
coöperaties zich in een topcoöperatie ver
enigd hebben. Opmerkelijk was, dat thans
door niemand het woord 'autonomie' ge
bruikt werd. Ook zonder daar naar te grij
pen is echter zo'n principieel debat" zin
vol, want in onze organisatiestructuur ligt
ontegenzeggelijk de spanning tussen de
plaatselijke en de centrale taak. Telkens
moet er weer gezocht worden, hoe we die
spanning in een bepaald geval het beste
oplossen. Een vast recept kan men daar
voor niet gebruiken, alleen al omdat de
omstandigheden, de problemen zelf door
de tijd heen anders komen te liggen. Altijd
dient echter de oplossing een zaak te zijn
van het centrale en lokale niveau beide.
Het is immers een spanning, die beide
aangaat.
Zeer terecht werd dan ook op een ge
geven moment in de discussie opgemerkt,
dat het onjuist zou zijn de Centrale Bank
en de lokale banken al te zeer tegenover
elkaar te stellen. De spanning wordt dan
overtrokken en er ontstaat een tegenstel
ling, die in wezen niet bestaat. Het is geen
kwestie van twee elkaar afstotende tegen
polen, maar veeleer een zaak van top en
basis die zich in hetzelfde spanningsveld
van de door hen gezamenlijk gevormde
organisatie bevinden.
Vanuit deze gedachtegang wordt het
gezamenlijk werken aan een oplos
sing veel gemakkelijker. Niemand
hoeft zich een etiket op te (laten) plakken
en zelfs al is men in een bepaald geval
niet overtuigd, toch kan men dan de aan
genomen oplossing aanvaarden.
Als we ons niet vergissen is het zo ook in
de C.K.V. gegaan. De enkele bezwaarden
bleven op hun standpunt staan, maar ook
zij zullen moeten erkennen, dat de kwestie
niet volgens de zwart-wit methode werd
opgelost. Het met grote meerderheid aan
vaarde systeem is een evenwichtige tus
senvorm tussen centralisatie en decentrali
satie. Het belang van de totale organisatie
stond in dit geval voorop: dit vraagt om
een centrale visie, aanpak en coördinatie.
Daarnaast stond ieder de wenselijkheid
voor ogen van inspraak en begeleiding van
uit het lokale of regionale niveau. Door
begeleidingscommissies is er voor ge
zorgd, dat de banken, die een bijkantoor
van het Centrale Makelaarskantoor in hun
regio wensen, bij het regionale beleid van
dat bijkantoor betrokken worden. Dat ge
schiedt door overleg, maar de heer Mertens
ondervond geen tegenspraak, toen hij stel
de, dat overleg in onze praktijk meer is
dan het woord zegt: het is ook meesturen
en ook reële inspraak krijgen.
De lokalisten- wij etiketteren nog
even - pleitten er ook voor om in
de Raad van Commissarissen van
het Centraal Makelaarskantoor één of meer
vertegenwoordigers op te nemen van de
banken, die makelaardij bedrijven. Die
wens is op zichzelf begrijpelijk, maar het
gevolg zou zijn, dat de eenheid in de hele
organisatie van Centrale Bank en gelieerde
instellingen verbroken wordt. De leden van
de gekozen organisatie van de Centrale
Bank dienen daarom uit organisatorisch
oogpunt ook de leden van de beleidsbe
palende organen van de gelieerde instel
lingen te zijn. Zo komt de inspraak, die in
de structuur is neergelegd over de hele
linie in onze organisatie het best tot zijn
recht. De leden van de Raad van Toezicht,
van de Raad van Beheer en van de Hoofd
directie zijn op alle onderdelen van het
beleid, óók wanneer dat binnen een ge
lieerde instelling wordt gevoerd, aan
spreekbaar. Bovendien zijn zo, zonder
praktische hindernissen, snelle beslissin
gen mogelijk. De heer Mertens onder
streepte dit nadrukkelijk. Een dochter met
een afwijkende samenstelling van de be
leidsorganen kan deze werkwijze niet al
leen bemoeilijken, maar zou ook een bui
tenbeentje in het geheel vormen.
Ook hier ligt echter de goede oplossing
tussen „lokalisten" en „centralisten" voor
de hand. Overwogen zal nu worden of ook
niet voor het Centraal Makelaarskantoor
een begeleidingscommissiekan worden
ingesteld, eventueel te verankeren in de
statuten, waarvan de leden gevormd wor
den door vertegenwoordigers van de ma
kelaardij-beoefenende banken.
De vraag wat de Centrale Bank en wat de
lokale banken toekomt zal wel altijd blij
ven spelen. De farizeeërs uit de Evange
liën moesten kijken naar de beeldenaars
van de keizer en het opschrift op de schel
ling. Zo'n vingerwijzing had de C.K.V. niet.
Maar met de eigenlijke opgave: geef de
bank wat „der bank" is, lokaal én cen
traal, is wel degelijk ernst gemaakt. Daar
was, van welke kant ook, geen farizeïsme
bij!
J.R.H.
m