geld- en kapitaalmarkt
41
drs. h. visser en mevr. mr. h. besancon
geldmarkt
obligatiemarkt
Zoals bekend heelt de Agent van het Ministerie van Finan
ciën in de periode augustus 1971 - februari 1973 geen
schatkistpapier afgegeven. Hierdoor ontstond met name
voor het jaar 1977 een aanzienlijk gat in het echelonne-
ment van schatkistpapier.
Eind mei jl. is de Agent voor de derde keer dit jaar op de
geldmarkt verschenen, dit keer met schatkistbiljetten met
een looptijd van 3 jaar en 4 maanden. Het afgegeven be
drag werd vastgesiteld op 348 miljoen met een rente van
778 hetwelk een jaarrendement bij halfjaarlijkse cou
pons van 8,03% impliceert.
Met name de looptijd van dit schatkistpapier duidt erop dat
het Rijk bij haar uitgiftebesluit in dezen een plaats toekent
aan de structurele behoeften van de geldmarkt. Voor 1974
is tot dusverre een 1.267 miljoen aan schatkistpapier ge
plaatst hetwelk het bedrag aan vervallen papier (ƒ1.000
miljoen) ruimschoots overtreft.
Een tweede punt dat het memoreren waard is, is de voor
Nederlandse begrippen vrij lange duur van een ongebrui
kelijke rentestructuur: in juli 1973 kwam de geldmarktrente
boven de kapitaalmarktrente uit. Sedertdien heeft de geld
marktrente zich voortdurend op het niveau van de kapitaal
marktrente bewogen. Ook in het buitenland doet deze si
tuatie zich nog steeds voor, zodat niet verwacht mag wor
den dat op korte termijn een belangrijke verandering in
de rentestructuur zal optreden.
De eerste helft van mei heeft dankzij dollarswap-affaires
tussen De Nederlandsche Bank en het bankwezen niet ge
leid tot een sterk oplopen van de geldmarktrente. De om
vangrijke belastingafdrachten konden door het bankwezen
enigszins worden opgevangen, daar het betalingsverkeer
van de Schatkist richting geldmarkt wat groter was dan
algemeen verwacht werd. Eind mei stond mede hierdoor
het bankwezen niet meer in het krijt bij De Nederlandsche
Bank.
Voor eind juni mag daarentegen verwacht worden dat door
de uitzetting van de bankbiljetten en de wederafname van
vervallende dollarswaps een beroep op De Nederlandsche
Bank gedaan zal worden.
De ontwikkeling op de obligatiemarkt in de verslagperiode
kan alles behalve rustig genoemd worden. De belegger
kreeg in een korte spanne tijds de ene schok na de andere
te verwerken. In de eerste plaats werd de magische grens
van 10% doorbroken door de afgifte van 10% pandbrie
ven van de hypotheekbanken gevolgd door de aankondi
ging van de 25-jarige 10% lening van de Investeringsbank
voor Ontwikkelingslanden. Bovendien steeg binnen enkele
weken de rente in een zodanig tempo dat de 11 bereikt
werd. In casu de hypotheekbanken gingen over tot de af
gifte van pandbrieven met dit rentetype.
Na de aankondiging van de lening van de Investeringsbank
voor Ontwikkelingslanden bleek n.l. al zeer snel dat deze
emissie geen succes zou worden. De koersen van de be
staande leningen waren al op een zodanig niveau gekomen
dat zowel Staats- als B.N.G.-leningen rendementen boven
de 10% te zien gaven. Gezien deze marktomstandigheden
was het dan ook geen grote verrassing meer toen de
A.B.N. medio mei tot uitgifte wilde overgaan van 10,5%
kapitaalobligaties met een looptijd van maximaal 15 jaar
tegen een koers van 99%. Het effectieve rendement op
deze lening kon berekend worden op 10,65%.
Gezien de matige belangstelling voor deze lening werd het
duidelijk dat de volgende emissie nog scherpere voor
waarden zou moeten hebben. Dit gebeurde dan ook met
de introductie van de 8-jarige 10,5% obligaties van de
B.N.G. tegen een koers van 99%. Het effectief rendement
op deze obligaties bedroeg 10,72%. Deze lening werd een
groot succes. Zowel van particuliere zijde als vanuit het
buitenland kwam een zodanige vraag dat het lenings
bedrag vastgesteld kon worden op 200 miljoen terwijl
een aanzienlijke reductie moest worden toegepast. Het
feit dat de gemiddelde looptijd van deze lening 6,5 jaar
bedraagt heeft bij het slagen van deze lening duidelijk
een grote rol gespeeld. De kortlopende leningen vertoon
den de laatste tijd qua rendement een steeds grotere dis
crepantie met de langlopende leningen. De vrees voor het
niet meer kunnen beteugelen van de inflatie heeft de be
leggers duidelijk bevreesd gemaakt voor belegging in le
ningen met een lange looptijd.
De laatste weken is de obligatiemarkt in een wat rustiger
vaarwater gekomen. Een lichte koersverbetering voor de
obligaties was duidelijk aanwezig. De eerste noteringen van
de recentelijk uitgegeven B.N.G.-lening lagen ca. 1.5 punt
boven de uitgiftekoers. Deze ontwikkeling moet echter ge
zien worden als een reactie op de zeer sterke stijging van
de rente in een zo kort tijdsbestek. Zolang de mogelijk
heid tot een effectieve bestrijding van de inflatie binnen af
zienbare tijd nog niet aanwezig lijkt te zijn, zal een fun
damentele daling van de rente niet verwacht kunnen wor
den. Wel zal de komende tijd een stabilisatie van het hui
dige renteniveau kunnen intreden.
De zojuist aangekondigde emissie van de 8-jarige 10,5%
obligaties van de Amro Bank a 100% zal, gezien de
marktsituatie, wel een goede ontvangst krijgen.