37 de marktpartijen belangrijke vragen toekomst financierende banken betaalt de geldne- mer altijd de kosten plus de marge. Een ander voorbeeld is de zogenaamde beschikbaarheidsclausule: de geldnemer mag van valuta veranderen, mits voor geld gevers verkrijgbaar. Mochten op een gege ven moment de banken het benodigde be drag in de gewenste valuta niet kunnen verkrijgen, dan valt men na overleg over het algemeen terug op de US Uiteraard is een markt als hierboven ge schetst, niet voor een ieder toegankelijk. Evenmin als in de binnenlandse geldmarkt geven ook op de Euromarkt partijen elkaar niet gauw de hiervoor benodigde limieten. Wat de geldnemers betreft, zijn het voorna melijk overheden of eerste klas commer ciële instellingen, die in aanmerking ko men. Voor de laatste categorie stelt de kredietbeoordeling in dezen geen eisen, afwijkend van die voor de binnenlandse kredietverlening. Moeilijker ligt het bij de landenrisico's waaronder ook vallen de in dustriële risico's die door de overheid ge garandeerd worden. Daarbij spelen ontwikkelingslanden een prominente rol. Het is zaak voor de geld gever een zo goed mogelijk inzicht te krij gen in de capaciteit van de geldnemer om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Daarvoor moet een onderzoek gedaan wor den naar de politieke en economische sta biliteit van het land en zijn mogelijkheden om op termijn deviezen te verdienen. Aangezien het bij de Euroleningen om grote bedragen gaat, is de vraag hoe het geld opgebracht wordt van groot belang. Hierboven werd reeds vermeld, dat de geldgever het geld uit de Euromarkt op neemt, over het algemeen op een termijn gelijk aan die, aangegeven door de geld nemer. Het is duidelijk dat dit geen opgave is voor een enkele bank. De lening wordt gearrangeerd door één of meer banken - te zamen het syndicaat of de managers - die zich garant stellen voor het onderbren gen van de gehele lening en alle onder handelingen voeren in ruil voor een man- agement-beloning Op hun uitnodiging par ticipeert dan een meer of minder groot aantal banken, dat daarmee het krediet risico voor het bedrag van de participatie geheel draagt. Voor onze organisatie betekent deze han delwijze dat de financiering van een par ticipatie niet ten koste gaat van de bin nenlandse kredietverlening, welke stoelt op de spaarmarkt en andere vormen van creditgelden. Onze in Amsterdam geves tigde Wisselarbitrage voorziet via in de Euromarkt opgenomen deposito's ons be drijf van de benodigde middelen. Naast de hierboven aangeduide technische aspecten van deze financieringsvorm spe len ook enkele zeer principiële vragen. In het bankvak heeft immer als gouden re gel gegolden dat korte middelen niet lang uitgezet dienen te worden. De Euroleningen waarvan de langste loop tijd in 1973 gemiddeld plm. 8,5 jaar was (looptijden variëren van 1 tot 15 jaar) lijken hiermee in strijd te zijn. Dit is inderdaad het geval bij die banken, die zich uitsluitend of in overwegende mate bezighouden met het verstrekken van Euroleningen op ,,roll-over"-basis en zich daartoe moeten financieren met interbancaire deposito's. Anders ligt dit uiteraard in het geval van banken voor wie deze activiteit een wel overwogen onderdeel vormt van een totaal bancair beleid. Zo n beleid zal ten aanzien van de ene kant van de balans gericht zijn op het doen van nationale en internatio nale uiteenzettingen ten aanzien en van de andere kant op het aantrekken van vreemde middelen in welke valuta ook. Beide kanten van de balans vragen daarbij een vergelijkbare en uiteraard evenwich tige opbouw in looptijd. Maar uiteindelijk is dan ook juist daar de taak van de ban kier in eigenlijke zin gelegen. Een andere vraag, nauw met het voorgaan de verbonden, is of er een redelijke zeker heid bestaat dat op de gecontracteerde termijn de markt van Eurovaluta en dan met name die van Eurodollars wel zal blijven bestaan. Het bestaan van de Eurodollar werd zoals gezegd gevoed door de Amerikaanse be talingsbalanstekorten uit de zestiger jaren. Het vertrouwen in de dollar, de gunstige rente, de liquiditeit van de markt en het vertrouwen in de marktpartijen vormden daarnaast het klimaat waarin deze markt tot bloei kon komen. Hoe is het thans met deze zaken gesteld? De balansproblemen van de Verenigde Sta ten lijken tot hanteerbare proporties terug gebracht te zijn. Het vertrouwen in de dol lar heeft een paar ernstige crises moeten doorstaan: de opheffing van de convertibi liteit in goud en de twee devaluaties zijn de belangrijkste van een reeks feiten die het monetaire stelsel van de wereld zoda nig van streek hebben gebracht, dat het mogelijk is dat een kleine valuta als de Nederlandse gulden, blootgesteld aan een toch hoge inflatie, momenteel tot de sterk ste valuta's gerekend wordt. De renteverschillen waren begrijpelijk in een systeem waarbij enerzijds de mone taire autoriteiten in de Verenigde Staten het buitenlandse kapitaalverkeer met allerlei bepalingen belemmerden, en waarbij an derzijds de belegger de gewenste liquidi teit gemakkelijker in Europa vond. Met name het eerste is thans veranderd; president Nixon heeft nagenoeg alle be lemmerende bepalingen ingetrokken waar door feitelijk het kapitaalverkeer van en naar de Verenigde Staten geheel gelibera liseerd is. De liquiditeit van de markt zelf is niet ver anderd. Wel is de vraag naar financieringen direct in verband staande met de energie problemen van een dergelijke omvang dat men zich af mag vragen of daaraan voldaan kan worden. Het vertrouwen in de markt partijen tenslotte heeft de laatste maanden ook de nodige klappen te verduren gekre gen. In toenemende mate valt te beluiste ren dat de kwaliteit van de risico-analyse niet meer aan de noodzakelijke eisen vol doet. Daarnaast heeft een aantal belang rijke banken grote verliezen in de valuta- handel geleden, deels door manipulaties van de handelaren. Deze laatste feiten zijn echter randver schijnselen die, hoezeer zij het beeld van de gezonde bankbedrijven nu ook mogen schaden, slechts tijdelijk zullen zijn. Anderzijds spelen op langere termijn de zogenaamde oliedollars ook een zeer be langrijke rol. Algemeen wordt verwacht dat zij uiteindelijk via allerlei kanalen in de Euromarkt terecht zullen komen. Het is na melijk bekend dat de Arabieren bijzonder conservatief in hun beleggingen zijn en een sterke voorkeur hebben voor banken. Slechts hierdoor zal de markt kunnen vol doen aan de vraag naar middelen die met name van de olie-importerende landen zal uitgaan. Al met al is de toekomst van de Euro(dol- lar)markt verre van zeker. Dit slaat uiter aard niet op het risico-aspect van de uit zetting, noch op het aspect van het midde len aantrekken door de bank, doch uitslui tend op de toekomst van het financierings instrument als zodanig. De individuele risico's die, na beoordeling bewust genomen worden, veranderen ui teraard niet. Het aantrekken van Euromid delen zou eventueel een probleem kunnen worden. Heeft echter de bankier zoals eer der aangeduid, zijn beleid goed uitgestip peld dan zal een overgang van de ene marktvorm naar de andere zonder noe menswaardige problemen kunnen verlopen. Gedacht kan daarbij worden aan middelen die vrijkomen uit andere beleggingen in dezelfde valuta en het terugvallen op toe gestane kredietfaciliteiten in de desbetref fende valuta. Het is de kracht van het internationale bankwezen geweest onder bepaalde mo netaire omstandigheden voor zijn cliënten een financieringsinstrument ontwikkeld te hebben dat hen onder die omstandigheden optimaal geholpen heeft. Bij een evolutie van die omstandigheden is ook een evolutie van het instrument te verwachten. Het internationale bankwezen is geheel op die taak berekend. Binnen dit internationale bankwezen is on ze organisatie doende haar eigen plaats te vinden. Participatie in de hieromschreven leningen is slechts een van de vele midde len daartoe.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 39