algemene
vergadering
28
rede van dr. a. j. verhage,
voorzitter
van de hoofddirectie
bancaire beleid aanpassen
aan veranderingen
kredietverlening en middelen
in 1973
nemen toe, omdat aan de evenwichts-
systemen reeds langdurig is geknaagd. De
structuren van economie en politiek ver
krijgen in onze wereld een grimmiger aan
zien. Wie zal dan kunnen aanvechten dat
een inkomensbesteding, waar plaats wordt
ingeruimd voor de reservering van een li
quide tegoed, als verstandig en wijs is aan
te merken?
Als derde factor die bijdraagt tot de oneven
wichtigheid van de rentestructuur en, daar
door, van de kredietverlening heb ik ge
noemd: de politiek van de olieproduceren
de landen. Het is verheugend dat de wereld
in reactie op de prijsverhoging van de olie-
produkten zich niet heeft overgegeven aan
een drastische versobering, die ongetwij
feld zou hebben geleid tot een scherpe
daling van de economische activiteit en
daarmee van de werkgelegenheid. Niette
min, het probleem van het opvangen van
het ruilvoetverlies van de oliegebruikende
landen, zowel rijke als arme landen, blijft
een acuut probleem. Teneinde de gevaren
van een potentiële economische crisis af
te wenden, zal alles in het werk moeten
worden gesteld om de internationale han
del in stand te houden. Voorwaarde daartoe
is echter, dat de landen kredietwaardig
blijven. Waar de kredietwaardigheid ernstig
dreigt te worden aangetast, zijn maatrege
len nodig, als het ware in de vorm van een
compromis, waarbij aan een zekere mate
van versobering niet valt te ontkomen. Tot
welke gevolgen de olieprijsmaatregelen
zullen leiden, laat zich nog niet geheel
overzien. Wel zullen we rekening moeten
houden met een aanhoudend grote krediet-
vraag op internationaal niveau en met een
toenemende tendens tot bestedingsbeper
kingen. Omdat ook het gedrag van de olie
producerende landen nog allerminst vast
staat, is het beeld van de te verwachten
ontwikkelingen voorlopig vaag en onzeker.
De gevolgen voor de kredietstructuur kun
nen ingrijpend zijn, tenzij de renteverhou
dingen terugkeren naar een meer normale
situatie. Om dit laatste te bevorderen hech
ten wij grote betekenis aan het beleid van
de monetaire autoriteiten in de diverse
landen. Voor Nederland komt het daarbij
bijzonder aan op de politiek van De Neder-
landsche Bank en op de monetaire politiek
van de andere landen van het slangarran
gement. Wanneer de renteverhoudingen
gedurende lange tijd instabiel blijven en
de inflatie onverminderd voortduurt, dan
is een wijziging van de kredietstructuur te
verwachten in die zin, dat de kredietverle
ning bij het bankwezen zich voornamelijk
zal richten op de korte termijn, evenals
onder die omstandigheden in de markt
hoofdzakelijk korte middelen zullen worden
aangeboden. Met andere woorden: de
verwachtingen voor de eerstkomende tijd
duiden nauwelijks op een terugkeer naar
de toestand van vóór de tweede helft van
1973. Bij de middelenvoorziening en de kre
dietverlening zullen de korte termijn
transacties een belangrijke plaats blijven
innemen.
Ik zou graag vandaag nog eens onderstre
pen, hoe belangrijk het is dat de Rabo-
bankorganisatie aangesloten banken en
Centrale Bank op die ontwikkeling in
speelt. Wij zullen in ons bancaire beleid de
flexibiliteit moeten opbrengen, ons naar de
veranderende omstandigheden te richten.
Bancaire transacties in de korte sfeer zijn
van nature sterk gericht op het bedrijfs
leven. Wij zijn daar geen vreemden. Het
agrarische bedrijfsleven kennen wij als
geen andere bankinstelling in ons land. Het
niet-agrarische midden- en kleinbedrijf be
kleedt in onze kring een belangrijke positie.
Wij zullen ons erop moeten richten, onze
dienstverlening aan het bedrijfsleven te
verdiepen en uit te breiden. Om aan deze
ontwikkeling steun te bieden is het van
belang dat de Rabobankorganisatie in het
kader van het internationale bedrijf contac
ten heeft aangeknoopt met de Bank of
America door de gemeenschappelijke op
richting van Rabomerica International Bank
te Amsterdam.
Ook onze deelneming in London and Con
tinental Bankers, waarbij de samenwerking
met andere Europese coöperatieve bank-
organisaties voorop staat, is een belang
rijk steunpunt in de ontwikkeling van ons
moderne bankbedrijf. De aangesloten ban
ken, daarbij gesteund door de Centrale
Bank, zullen hun beleid moeten richten
op de nieuwe ontwikkelingen.
Ik heb willen beginnen met uw aandacht
te vragen voor de toekomst. De situatie,
waarin wij vandaag verkeren, vraagt daar
om. Maar ook is het mijn taak de gang van
zaken in 1973 bij onze organisatie in her
innering te roepen. Ik wil proberen mij
daarbij te beperken tot de hoofdlijnen en
de belangrijkste cijfers. Zij staan uitgebreid
vermeld in het u toegezonden jaarverslag.
In 1973 heeft zich bij onze organisatie een
duidelijke versnelling in het groeitempo
van de kredietverlening voorgedaan, zowel
bij woningbouwleningen als in de bedrijfs
sector, agrarisch en niet-agrarisch. In to
taliteit verstrekte onze organisatie in 1973
nieuwe leningen tot een bedrag van 6.440
miljoen. Daarnaast stond een zeer sterke
toeneming van het opgenomen rekening
courant-krediet tot een bedrag van 666
miljoen. De totale kredietverlening aan de
private sector groeide met niet minder dan
3.505 miljoen of met 21 procent tot 20,3
miljard.
De aanwas van spaargelden bij onze ban
ken was in het eerste halfjaar 1973, absoluut
gezien, hoger dan in dezelfde periode van
1972. In het licht van de aantrekkende con
junctuur kon van een bevredigende groei
worden gesproken. De tweede helft van het
verslagjaar bracht een kentering in de
ontwikkeling van de besparingen. De
maandelijkse inlegoverschotten vielen sterk
terug. Over de oorzaak daarvan heb ik
reeds gesproken: de onevenwichtigheid