27 drie factoren voor huidige onevenwichtigheid staat daarbij voor verschijnselen, die een snel reactievermogen vragen. Enerzijds behoort het bankwezen natuurlijk tot de groep die zich bezighoudt met het beheer van liquiditeiten, anderzijds ziet het bank wezen zich geplaatst voor de gevolgen van de transacties uit de eigen relatiekring. Hoe minder „natuurlijk" de rente zich ont wikkelt, des te groter zijn de kansen op een liquiditeitenbeheer dat afwisselend ver schillende wegen bewandelt om een zo hoog mogelijke rentewinst te behalen. Wat bedoel ik met een „minder natuurlijke" rentestructuur? Allereerst een rentestructuur, waarbij voor kort geld een rente wordt geboden die na genoeg gelijk is aan de rente voor lang geld of zelfs hoger. Dit verschijnsel deed zich voor in de tweede helft van 1973 en zet zich ook in 1974 voort, zij het iets min der geprononceerd. Ook is de rentestruc tuur „onnatuurlijk" te noemen, wanneer de rente hetzij op de geldmarkt hetzij op de kapitaalmarkt zo laag is, dat de rentelast in economische zin nauwelijks een presta tie van de kredietnemer kan worden ge noemd, zeker niet wanneer men de inflatie daarbij in aanmerking neemt. Ook die si tuatie hebben we in het verslagjaar gekend, en wel in de eerste maanden van 1973. In het algemeen moeten we vaststellen, dat de gebeurtenissen gedurende de laatste jaren het beeld vertonen van toenemende onevenwichtigheid in de rentestructuur, en daardoor mede de structuur van het kre dietwezen zodanig beïnvloeden, dat ook daar onevenwichtigheden dreigen te ont staan. Welke gebeurtenissen heb ik dan op het oog? Allereerst het verval van de internationale discipline op valutagebied, maar ook de to lerante houding tegenover de inflatie en de maatregelen van olieproducerende lan den. De discipline welke was verbonden aan het systeem van vaste wisselkoersen is zelfs binnen de Europese gemeenschap sterk gedaald. Landen als Engeland, Italië en Frankrijk hebben zich van het slang arrangement losgemaakt. De hoop op een spoedige oplossing voor het wereldgeld stelsel en de verwachtingen voor het be reiken van een Europese Economische en Monetaire Unie zijn sterk verflauwd. Van uit deze gezichtshoek mogen wij in de eerstkomende jaren niet rekenen op een herstel van stabiliteit voor de rentestruc tuur. Helaas kan ik aan de factor inflatie al evenmin opwekkende woorden wijden. Het heeft er alle schijn van dat de algemeen er kende problematiek van de voortschrijden de inflatie zich niet laat oplossen. In elk geval zijn de verwachtingen daaromtrent sterk ontmoedigend. Men kan zich de vraag stellen, welke sectoren van nationale en internationale economie wezenlijk be lang hebben bij het handhaven en ver scherpen van het inflatieverschijnsel, wan neer men daaronder niet rangschikt de prijsstijging als gevolg van grotere schaarste van bepaalde produkten. Wij be twijfelen ernstig of enige partij in de we reld duurzaam belang kan hebben bij infla tie. Maar als er zo'n partij mocht zijn, dan zou die partij objectief en duidelijk moeten worden aangewezen, zodat de belangen die op het spel staan kunnen worden gecon cretiseerd en afgewogen. Nu kunnen wij alleen maar vrezen voor het bereiken van een zogenaamde „voltooide inflatie", door dr. Zijlstra, president van De Nederland- sche Bank, omschreven als het stadium, waarin men de hoop heeft opgegeven dat de inflatie nog ooit zal verminderen. Ik behoef u niet te schetsen hoe funest ook mentaal een dergelijke situatie zou zijn. De tendens is aanwezig dat het leiden van middelen naar de geld- en kapitaalmarkt niet meer kan worden beheerst door het sturend vermogen van de rente. Wat over blijft is de korte termijnreactie van beheer ders van liquiditeiten. De ene reactie roept daarbij de andere op. De instabiliteit van de rentestructuur en de daaruit voort vloeiende onevenwichtigheid van de kre dietmarkt, acht ik ongunstige en gevaar lijke verschijnselen voor de toekomst. De vele woorden die binnen en buiten ons land zijn gewijd aan het onderwerp sparen en inflatie en ik heb niet de illusie, dat ik daarover vandaag het laatste woord zal hebben gesproken mogen mij er niet van weerhouden de spaarder, ondanks alle negatieve argumenten aan zijn adres, erop te wijzen dat sparen een hoogst be langrijke daad van verantwoorde inko mensaanwending blijft, nu en in de toe komst. Sparen is de enige manier om, zon der risico van koersdaling of illiquiditeit van de gebruiker, middelen ter beschikking te hebben voor de kwade dag. Als „kwade" dag wil ik niet aanmerken de „oude" dag, maar wél de dag waarop goederen door onvoorzienbare oorzaken schaars dreigen te worden of de dag waarop door onvoor zienbare omstandigheden extra gezinsuit gaven moeten worden verricht. De onze kerheden van het maatschappelijk leven

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 29