'algemene
vergadering
20
openingsrede
c. g. a. mertens, voorzitter
van de raad van beheer
wezenlijke invloed door
overleg
midden- en kleinbedrijf
hoort tot onze eigen kring
verlenende taak vervullen. Ik grijp terug
op wat ik hiervoor al opmerkte. Wij trach
ten onze tarieven en diensten zoveel mo
gelijk af te stemmen op de kring van be
langhebbenden, in wier behoeften wij wil
len voorzien. Dat is onze opdracht, die wij
blijvend willen vervullen en waarvoor ons
winststreven geen andere dan een dienen
de rol vervult. Ons afstemmen op de be
langen van onze kring heeft echter be
perkingen. Want juist de continuïteitseis
brengt mee, dat wij de wijze waarop wij de
belangen behartigen, aanpassen aan de
mogelijkheden, die wij hebben, aan de ei
sen die ons door de financieel-economi-
sche omstandigheden gesteld worden. Na
tuurlijk, het zou uit een oogpunt van be
langenbehartiging prachtig zijn als wij onze
cliënten een credit- of debetrente konden
bieden, die voor hen zeer gunstig afsteekt
bij het renteniveau, dat wij in de recente
tijd beleven. Met name onze kredietnemers,
onder wie vooral de agrariërs, zou ik dat
gaarne gunnen. Maar dit is een vrome en
kortzichtige wens.
Het belang van onze continuïteit, dat is
tevens het belang van onze eigen kring,
staat vervulling van die wens slechts in be
perkte mate toe. De coöperatieve banken
staan midden in het maatschappelijk leven.
Wij hebben te maken met wat op de geld
en kapitaalmarkt gebeurt, wij hebben te
maken met de eisen van De Nederlandsche
Bank op het gebied van liquiditeit en sol
vabiliteit, wij hebben te maken met grote
problemen als voortgaande inflatie en stij
gende kosten. Zouden wij, geachte verga
dering, deze zaken negeren, dan zouden wij
tekort schieten in onze taak zouden wij
op vrij korte termijn niet meer in staat zijn
de belangenbehartiging voort te zetten.
Hierin ligt ook een antwoord besloten op
een van die ongenuanceerde verwijten, die
wij soms vanuit een bepaalde hoek te ho
ren krijgen. Dat verwijt komt erop neer,
dat de coöperatieve banken hun tarieven
niet baseren op de rentabiliteit van de
landbouw, maar op andere factoren. Ik
weet maar al te goed, dat de rentabiliteit
van de land- en tuinbouw hier en daar te
wensen overlaat, maar dit verwijt aan onze
organisatie is in het licht van de van bui
ten komende omstandigheden, waarop wij
geen invloed hebben, maar waaronder wij
toch moeten werken, ten enenmale onge
grond.
Het is in wezen een ondeskundig en onbil
lijk verwijt. Het heeft ook niets te maken
met de ontwikkeling, die onze banken in
de loop van hun bestaan hebben vertoond.
Zij zijn uitgegroeid van landbouwkrediet-
bank in engere zin tot coöperatieve bank
voor iedereen.
Dit heeft echter geenszins betekend, dat
door ons de agrarische kredietverlening
ook maar in enig opzicht verwaarloosd
zou zijn. Wij zijn onverminderd doorgegaan
met het behartigen van de agrarische be
langen en zullen dat onverminderd blijven
doen! leder die vergelijken wil, zal zien,
dat zowel de omvang als de tarieven en
mogelijkheden van de agrarische financie
ring van onze banken de toets van verge
lijking met wat andere banken doen, ten
volle kan doorstaan. Ook dit is alleen mo
gelijk geworden, omdat wij de continuïteits
eis als een a priori in ons werk hebben er
kend.
Nog één ding wil ik in verband met mijn
voorstellen van het continuïteitsprincipe
als wezenlijke karakteristiek van onze coö
peratieve banken opmerken.
Wij weten allemaal: er kunnen spanningen
optreden tussen het streven naar continuï
teit van belangenbehartiging en datgene
wat we de dagelijkse belangenbehartiging
kunnen noemen. Wat men op de lange
termijn wil bereiken kan soms ten koste
gaan van wat men op korte termijn zou wil
len doen.
Het kan zelfs op korte termijn offers vragen.
Denk aan het reserveren nü voor later. Als
er zulke spanningen zijn, dan worden die
in onze coöperatieve organisatie aan de
orde gesteld in het overleg binnen de kring
van haar belanghebbenden of hun verte
genwoordigers. Van daaruit kan wezenlijke
invloed worden uitgeoefend op de koers
die wij varen. Dat is onvervreemdbaar ver
ankerd in de coöperatieve structuur. De
continuïteitseis kan wel een voortdurende
aanpassing van de wijze waarop" nood
zakelijk maken, maar zij tast het grondbe
ginsel van gemeenschappelijke belangen
behartiging niet aan.
Geen coöperatie kan vervreemden van het
belang van haar leden. Zeker niet als die
leden zelf hun organisatie door haar or
ganen zó besturen, dat zij continu, blijvend
doorgaat hun belangen zo goed mogelijk te
dienen!
Na deze beschouwing over het continuï
teitsprincipe als een wezenlijk element in
ons coöperatief handelen, vraag ik nog uw
aandacht voor een ander punt.
Dat ligt trouwens niet ver uit de lijn van
het voorgaande. Het betreft evenzeer de
behartiging van de belangen van onze ei
gen kring. Deze eigen kring omvat het
agrarische bedrijfsleven en het niet-agra-
risch midden- en kleinbedrijf. Wat er ook
tot onze andere taken moge worden gere
kend, b.v. de financiering van de woning
bouw, onze eerste en belangrijkste opgave
is en blijft het verstrekken van een zo goed
mogelijke bedrijfsfinanciering voor onze
eigen kring.
Ik wil ditmaal speciaal stilstaan bij onze
financieringstaak tegenover het midden- en
kleinbedrijf, dat een belangrijk deel van
onze eigen kring uitmaakt. Deze midden
stand behoort vanaf de ontstaansjaren van
het coöperatieve kredietwezen tot de kring
van onze leden. Ondernemers uit de mid-