algemene
vergadering
18
openingsrede
c. g. a. mertens, voorzitter
van de raad van beheer
onze bestaansgrond:
doorgaande belangen
behartiging
ook coöperatie kan niet
zonder winst
opdracht en mogelijkheid
Het lijkt mij nuttig iets nader in te gaan op
die coöperatieve grondslag van onze bank-
organisatie. Het is ook een der terreinen,
die de structuurcommissie in haar onder
zoek betrokken heeft. Daarbij komen ook
onderwerpen als de betekenis van het lid
maatschap en de aansprakelijkheid aan de
orde.
Het zal nog wel enige tijd duren voor het
rapport, het eindrapport van de structuur
commissie, verschijnt.
Over het tot nu toe in de commissie verhan
delde doe ik vanzelfsprekend geen mede
delingen. Zij moet in alle rust de vragen,
die er liggen, van alle kanten kunnen be
kijken om straks haar oordeel wel over
wogen te kunnen geven. Zonder op de con
clusies van de structuurcommissie vooruit
te lopen meen ik wel reeds te kunnen zeg
gen, dat de coöperatieve grondslag van
onze organisatie pal overeind zal blijven.
Een andere zaak is onze bezinning op de
vraag of waar nodig onze coöperatie-struc
tuur beter zou kunnen worden aangepast
aan de eisen, die onze eigen tijd daaraan
stelt.
Daarmee, dames en heren, bewegen wij ons
in dezelfde lijn als onze voorgangers, die
onze organisatie gedurende haar 75 jaren
hebben begeleid.
Ik wil hier nog wel iets meer over zeggen.
Ik meen, nl., dat het zeer gewenst is, dat
wij juist in onze tijd een bepaalde wezens
trek van onze coöperatief werkende ban
ken voor ogen houden. Als ik die ga noe
men realiseer ik mij goed, dat het niet de
enige wezenstrek, niet het enige kenmerk
is.
Over dit bezwaar meen ik te mogen heen
stappen. Een baksteen kun je van alle
kanten bezien, maar je kunt nooit alle kan
ten tegelijk bekijken; altijd ligt er een kant
onder of aan de achterkant. Zo is het ook
met het coöperatieve. Nu eens staat deze
kant op de voorgrond, dan weer die. De
wisselende omstandigheden, waaronder
wij leven, hebben invloed op welke kant
naar ons toe of van ons afgekeerd wordt.
Alle kanten blijven er echter bij behoren.
Vandaag wil ik speciaal wijzen op die ene
kant, op de gemeenschappelijke belangen
behartiging als bestaansgrond voor de coö
peratieve ondernemingsvorm van onze
bankorganisatie. De coöperatie heeft nu en
heeft altijd gehad een kring van belang
hebbenden. Voor deze kring vroeger en
nu tracht de coöperatieve bank door sa
menwerking in coöperatief verband, ze
kerheid te scheppen onder wisselende eco
nomische omstandigheden. Zij doet dat
door het verlenen van krediet, het opne
men van spaar- en depositogelden en door
het verlenen van overige bankdiensten. Die
belangenbehartiging betekent, dat de coö
peratieve bankorganisatie haar tarieven en
al wat zij aan diensten aanbiedt, zoveel
mogelijk zal afstemmen op de behoeften
van haar kring van belanghebbenden zelve;
van haar leden en cliënten.
Zoveel mogelijk. Dat zien wij als een op-
dracht en het is tegelijkertijd een grens aan
ons kunnen. Vanaf de oprichting van onze
organisatie loopt er als een rode draad
doorheen de zorg voor de continuïteit van
haar wezenlijke taak: de gemeenschappe
lijke belangenbehartiging,
immers, zouden wij die taak moeten afbre
ken of onderbreken, dan zou van echte be
hartiging geen sprake meer zijn. Dat brengt
mij op mijn eigenlijke punt:
Het coöperatieve van onze banken wordt
gevonden in de voortdurende zorg om op
gemeenschappelijke basis kredieten en an
dere bancaire diensten te blijven verlenen
voor de kring van haar belanghebbenden.
Dit is m.i. een zeer belangrijk punt. Zonder
continuïteit zou onze gemeenschappelijke
belangenbehartiging verschralen en binnen
afzienbare tijd zelfs geheel verdwijnen. Dan
zouden ook, om er maar enkele te noemen,
andere coöperatieve uitgangspunten als
eigen hulp, eigen verantwoordelijkheid en
zelfbestuur met één klap waardeloos wor
den.
Ik wil deze continuïteitseis ook nog van een
andere kant belichten. En wel op een wijze
die tevens duidelijk maakt, dat het hier niet
om een geheel nieuwe karakteristiek van
onze coöperatieve banken gaat, maar dat
het een eis is, die altijd al door de coöpe-
ratoren is onderkend.
De coöperatieve banken laten zich leiden
door het principe van dienstverlening zon
der oogmerk van maximaal rendement. Dat
geldt in het bijzonder voor wat betreft de
kredietverlening. Deze wezenlijke taak, die
onze banken zich gesteld hebben, kunnen
zij echter maar niet in het wilde weg ver
vullen. Al van de aanvang af hebben zij dan
ook goed begrepen, dat zij net als andere
banken, aan bepaalde eisen van solvabili
teit en liquiditeit moeten voldoen. Dat
geldt ook voor het rendement. Ook wij stre
ven naar winst, naar een redelijke rentabili
teit. Wij moeten dat doen, omdat wij alleen
daaruit de reserves opbouwen, die de con
tinuïteit van ons handelen in de toekomst
veilig stelt. Hier ligt het principiële verschil
met commerciële ondernemingen.
De voordelen van ons gemeenschappelijk
handelen dienen nl. niet om - zoals meest
al bij naamloze vennootschappen het geval
is - een zo hoog mogelijk rendement op
door derden verschaft kapitaal te verwer
ven, zij dienen enkel om de voortdurende
aanbieding van bankdiensten aan belang
hebbenden tegen zo gunstig mogelijke
voorwaarden veilig te stellen, voor lange
jaren.
Men kan dit zo stellen: het winststreven
van onze organisatie vindt zijn beperking
daar, waar de continuïteit van onze taak-
vulling verzekerd is te achten.
Deze continuïteitseis kan dan ook zeer
praktische, reële gevolgen hebben voor de
wijze waarop wij onze krediet- en diensten-