vóórdat de wieken
van de
molens lustig gaan
12
mr. p. j. mijksenaar
een relaas over de besteding
van de
rabobank-molen-gelden
het was een martelgang
subsidie-litanie
Wie vandaag den dag, komende uit Bode
graven, langs de zuidoever van de Oude
Rijn naar Alphen aan den Rijn rijdt, pas
seert allereerst Zwammerdam (sinds enige
jaren deel van de Rijngemeente), waar on
langs de overblijfselen van het 37 meter
lange Romeinse schip, 2000 jaar oud, wer
den aangetroffen en dankzij spontane fi
nanciële acties behouden, en zal enkele
kilometers verder rond de lange tijd zo ver
waarloosde stellingmolen ,,De Eendracht"
een ongewone bedrijvigheid opmerken.
Molenmakers zijn druk in de weer met een
omvangrijke restauratie van deze koren
molen aan de oever van de Rijn.
Weinigen zullen beseffen, dat het hier gaat
om de eerste molen in ons land, die dank
zij de royale medewerking van de Rabo-
banken versneld zal worden gerestaureerd.
Juist, waar het hier het eerste geval be
treft, waarbij de zegenrijke gevolgen van
de vorstelijke gift van de Rabobankorgani-
satie publiekelijk zichtbaar worden, loont
het op de „Martelgang" van de restauratie
van deze stellingmolen „De Eendracht"
nader in te gaan.
De molen, welke oorspronkelijk onder de
naam „De Twee Gebroeders' in 1752 te
Zaandam als pelmolen was opgericht, werd
in 1898 naar Gouwsluis verplaatst, waar hij,
uitgerust met drie koppels maalstenen, een
functie kreeg als korenmolen. Merkwaardig
zijn de leibedekking op het achtkant, welke
aan het exterieur een zeer verzorgd aan
zien verschaft en het binnenwerk dat met
een mooi spoorwiel met dubbele rij kam
men is uitgevoerd. Laatstgenoemde con
structie is waarschijnlijk het gevolg van zijn
vorige bestemming, daar bij het pellen veel
kracht moet worden uitgeoefend.
Jarenlang is deze molen een steen des
aanstoots geweest voor de molenminnaars
die aan de landzijde dan wel over het
water van de Oude Rijn passeerden.
Zijn steeds toenemende aftakeling was me
nigeen een doorn in het oog, zeker niet in
het minst voor het gemeentebestuur van
Alphen aan den Rijn, dat uiteindelijk op
30 september 1971 de molen besloot aan
te kopen.
Uiteraard kon daarmede niet worden vol
staan, want de restauratie van de verwaar
loosde molen diende zo spoedig mogelijk
ter hand te worden genomen.
De molenmakerij Fa. P. van Beek Zn. te
Rijnsaterwoude ontving opdracht op korte
termijn een begroting voor restauratiekos
ten op te maken. Deze kon uiteindelijk wor
den gesteld op 100.000,-.
Gebruikelijk was tot in 1971, dat de Rijks
overheid in dergelijke gemeentelijke res
tauratiekosten een bijdrage leverde van
40 Was deze eenmaal toegezegd, dan
volgden vrijwel zeker Gedeputeerde Staten
van de desbetreffende provincie, met een
bijdrage van 15 procent.
Maar eind 1971 kondigde de toenmalige
staatssecretaris van het ministerie H. J. L.
Vonhoff een „stop" af voor het verlenen
van nieuwe subsidies voor monumenten,
dus ook voor molens. Vóór januari 1976
hoefden noch gemeenten, noch stichtingen
of particulieren een restauratieaanvrage in
te dienen. Gevolg: grote teleurstelling on
der de eigenaars van monumenten, onder
de bezitters van molens, waarvoor restau
ratie dringend geboden was. Het was dan
ook, wat de molen „De Eendracht" betrof,
de dood in de pot, toen genoemde staats
secretaris op 14 december 1972 nog eens
schriftelijk berichtte, dat in 1976 een her
haalde subsidie-aanvrage moest worden
ingediend. Het actieve gemeentebestuur
zat echter niet bij de pakken neer: Burge
meester Gallas en zijn wethouders dienden
op 23 januari 1973 een voordracht bij de
gemeenteraad in, om alvast maar een res
tauratiekrediet van 100.000,- ter beschik
king te hebben. De gemeenteraad aan
vaardde de voordracht; het gemeentebe
stuur kon - speculerend op een rijksbij
drage in een verwijderde toekomst - aan
de slag gaan. Daarbij ervan uitgaand, dat
ook de provinciale bijdrage (van 15 uit
eindelijk niet zou worden geweigerd. Het
geen echter einde maart 1973 wèl gebeur
de! Wat Rijk en provincie Zuid-Holland in
de toekomst zouden bijdragen, zou uiter
aard het gemeentekrediet met die bedra
gen kunnen doen verminderen. Men ging