11 vreemd vermogen en rabobanken andere financieringsbronnen de jonge ondernemer Naast de grote betekenis van het eigen vermogen is toch het vreemde vermogen belangrijker dan zich uit het vrij stabiel blijvende aandeel van het vreemde vermo gen (20 a 25% van het totale vermogen) laat aflezen3). Vooral financieringsbehoefte in verband met generatiewisseling, bedrijfs- vergroting en terugtrekking van verpach tersvermogen plaatst het afzonderlijke be drijf voor abrupte stijgingen in de behoefte aan vreemd vermogen. Juist op deze kri tische momenten van het bedrijf vervult het vreemde vermogen een wezenlijke functie. Voor de voorziening met vreemd vermogen zijn de Rabobanken van toenemende be tekenis. Hun aandeel in het totale lang lopende vreemde vermogen steeg in de laatste 10 jaar van 25% tot 53%. De be tekenis van familieleningen en andere kre dietverschaffers nam sterk af. Deels hangt dit samen met de verzakelijking van de verhoudingen. Met name de familielenin gen zijn te beschouwen als residuen van in het kader van de bedrijfsopvolging, af gevloeid eigen vermogen, waarvan de her financiering nog enige tijd wordt uitgesteld. Voor de toenemende betekenis van uw banken is voorts van belang, dat de her financieringen in verband met opheffing van bedrijven en terugtrekking van ver pachtersvermogen in deze periode sterk in betekenis zijn toegenomen. Te verwachten is dat deze ontwikkelingen zich zullen voortzetten, en dat de beteke nis van de banken voor de voorziening in de behoefte aan vreemd vermogen verder zal stijgen. Geconstateerd kan worden, dat deze ont wikkelingen gepaard gaan met een toe nemende behoefte tot gebruikmaking van het Borgstellingsfonds. Bedroeg de garan tieverlening van dit fonds in 1972 nog ca. 100 min. gulden, in 1973 steeg zij tot ca. 150 min. Via het Borgstellingsfonds en de rentesubsidieregeling van het O.- en S.- fonds was de overheid in 1973 betrokken bij een financieringsbedrag van ca. 500 min. gulden. In de benadering van de kredietverschaf fing aan de landbouw heeft in de laatste 10 jaar een gezonde ontwikkeling plaats gevonden. Het accent is duidelijk verscho ven van de beoordeling van de geboden zekerheden naar een bedrijfseconomische beoordeling. Het Borgstellingsfonds heeft hierin een rol van betekenis gespeeld. Geconstateerd kan worden dat de in de praktijk gegroeide samenwerking van de kredietverlenende instellingen, in het bij zonder de Rabobanken, met het Borg stellingsfonds heeft geleid tot een doel matig werkend apparaat van kredietverle ning, dat een grote bijdrage heeft geleverd tot de ontwikkeling van de Nederlandse landbouw. 3) Van landbouwbedrijven groter dan 5 ha.; excl. verpachtersvermogen. De invoering van de rentesubsidies in het kader van het E.E.G.-beleid heeft een ver dere uitbouw van de kredietverschaffing mogelijk gemaakt. Dit nieuwe instrument vereist echter een zeer zorgvuldig gebruik. Men mag er geen investeringen mee stimu leren die weinig rendabel zijn of produktie- uitbreidingen uitlokken, die tot overschot ten en prijsbederf leiden. Daar is niemand mee gebaat, integendeel. De landbouw wordt in steeds sterker mate geïntegreerd in het totaal van het econo mische leven. Dit vereist een goede coör dinatie tussen de opeenvolgende schakels, in de gehele agrarische produktiekolom, om een zo doelmatig mogelijke organisa tie van de goederenstroom te bereiken. Voor de landbouw moet deze ontwikkeling positief worden beoordeeld. Een doelmatig verlopende afzet betekent immers een ver sterking van de eigen concurrentiepositie en een betere verdeling van de afzet- risico's. In het kader van deze bespiegelende be schouwing is van belang, dat de verticale integratie zich veelal ook uitstrekt over de financiering. In het algemeen beperkt deze zich tot de financiering van vee en vee voeder, soms ook die van gebouwen. Voor zover de agrarische industrie, o.m. door een gemakkelijker en voordeliger toegang tot de kapitaalmarkt, voor een meer effi ciënte financiering kan zorgen is ook dit een goede ontwikkeling. Wel kan de gro tere afhankelijkheid van de grote partners aan de kant van de toelevering en afzet weerstanden opwekken. Men moet echter beseffen dat deze afhankelijkheid weder zijds is. Het voortbestaan van een efficiënte en gezonde agrarische sector is immers ook voor de „agribusiness" een levensbelang. Een goede voorlichting over de contract voorwaarden, een open overleg tussen de vertegenwoordigers van de diverse par tijen, de opstelling van standaardcontrac ten en het handhaven van een gezonde concurrentie op aankoopmarkten en afzet markten zijn hiervoor van eminent belang. Ook het beschikbaar zijn van alternatieve kredietmogelijkheden is van grote beteke nis. Uw banken hebben hiervoor een be langrijke taak. Nog een aanvullende opmerking. Door de verdergaande integratie concentreert de besluitvorming over capaciteitsvergroting zich in toenemende mate bij de machtige organisatie op het gebied van toelevering, afzet en financiering. Deze dragen daar voor een zware verantwoordelijkheid voor de soms vergaande consequenties in elk van de betrokken schakels. Dit roept de vraag op of van de zijde van de agrarische producenten een grotere inspraak op zijn plaats moet worden geacht. Belangrijke knelpunten in de financiering van de landbouw liggen bij de financiering van de grond en die van de bedrijfsover name door de jonge agrariërs. De toege nomen betekenis van de recreatie en eventuele beperkingen in de wijze van grondexploitatie betekenen een nog eens extra verzwaring van de grondproblematiek. Dit onderstreept nog eens de noodzaak van structurele aanpassingen teneinde een ver dergaande beknotting van de ontwikke lingsmogelijkheden van de landbouwbe drijven te voorkomen. Het sterk uitgebreide scala van krediet mogelijkheden en de steun die de over heid op vele punten biedt verhindert niet, dat de jonge agrarische ondernemer zich niet zelden voor uiterst moeilijke proble men geplaatst ziet. Dit blijkt o.m. uit de cijfers van het L.E.I. die duidelijk aangeven dat jonge agrarische ondernemers gemid deld veel sterker zijn aangewezen op vreemd vermogen en hogere investeringen doen in hun bedrijf. De financieringspro blemen verhinderen hen in vele gevallen in de bedrijfsontwikkeling die nodig is om hun bestaan als zelfstandig ondernemer op langere termijn veilig te stellen. Aan de andere kant is het echter ook zo dat in vele gevallen jonge ondernemers zich vestigen onder omstandigheden die weinig perspectief bieden op een renda bele bedrijfsvoering. Sommigen zullen zich hieraan door een combinatie van vakbe kwaamheid, ondernemingslust, inzet en ook een portie geluk weten te ontworstelen. An deren zullen hierin niet slagen. Dit is uitein delijk een zaak van persoonlijke verant woordelijkheid, waarin behalve door voor lichting over de plaatsvindende ontwikke ling, de overheid niet kan en moet ingrij pen. Veel moeilijkheden kunnen worden opge vangen door een goede en tijdige regeling van de bedrijfsovername die de opvolger mogelijkheden biedt voor het bereiken van een zo gunstig mogelijke uitgangspositie. Een zo vroegtijdig mogelijke deelneming - bijvoorbeeld in maatschapsverband - van de toekomstige opvolger in de finan ciële uitkomsten van het bedrijf en de waardeontwikkeling van de bedrijfsbezit- tingen kan hiertoe bijdragen. Een derge lijke regeling van de bedrijfsovername vereist een goede samenwerking tussen de vader en de opvolgende zoon met in stemming van de andere betrokken gezins leden. Uiteindelijk is echter ook voor een vak bekwame, optimaal op de leiding van een landbouwbedrijf voorbereide ondernemer het beschikken over voldoende eigen ver mogen een noodzakelijk uitgangspunt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 13