de financiering van
de landbouw nu
en in de toekomst
algemene
vergadering
1974
toespraak van mr. a. p. j. m. m. van der stee,
minister van landbouw en visserij
8
grote investeringsbehoefte
het vraagstuk van de
grondfinanciering
In 1973 was de wereldvoedselsituatie moeilijker dan in enig jaar sinds de Tweede Wereld
oorlog. Aldus de Directeur-Generaal van de Wereld Voedsel- en Landbouworganisatie in
zijn jaarlijks verslag. De F.A.O. drong er dan ook bij verschillende landen op aan om de
produktie op te voeren en de beperkingen hierop te laten vervallen. Tevens werd er inter
nationaal overleg gepleegd over het aanhouden en registreren van voedselvoorraden en
over eventuele maatregelen voor een zo goed mogelijke distributie in geval van nood.
Deze plotseling opgekomen spanning op de wereldmarkt is gedeeltelijk te verklaren uit in
cidentele factoren zoals tegenvallende oogsten en visvangsten. Er zijn echter ook meer
stelselmatige onwikkelingen zoals het achterblijven van de groei van de voedselproduktie
in de armere landen en een effectiever aanbodsbeperking in enkele belangrijke export
landen. Ook is er een toeneming van de vraag naar hoogwaardig voedsel in een aantal
landen met groeiende welvaart.
Dit is nog onvoldoende reden om een blijvende spanning te verwachten tussen de com
merciële vraag en het aanbod van voedingsmiddelen op de wereldmarkt. Wel lijkt de con
clusie gewettigd dat de landbouwproduktie in de hoog ontwikkelde industriële landen,
waarvan Nederland er een is, een onmisbare functie vervult voor de verzekering van de
wereldvoedselvoorziening. De definitieve oplossing voor de problemen in de ontwikkelings
landen moet komen van de opvoering van hun eigen produktie.
Voor de wereldlandbouw zullen dan ook
in de komende jaren grote investeringen
moeten worden gedaan voor de uitbrei
ding van de produktie en van de werk
gelegenheid. Voor de Nederlandse land
bouw is de situatie in verschillende op
zichten wat anders. Wel moeten ook in
ons land belangrijke investeringen worden
gedaan. Maar dan vooral voor een verdere
besparing op arbeid, door middel van me
chanisatie, automatisering en schaalver
groting en veel minder voor uitbreiding van
de produktie. Dit betekent in feite een voort
zetting van de ontwikkeling in de voorgaan
de jaren. In de sectoren die in de achterlig
gende periode het meeste bijdroegen tot
de groei van de totale argrarische pro
duktie - de intensieve veehouderij en de
glastuinbouw - tekent zich reeds enige
matiging in het groeitempo af. Voor de
Nederlandse landbouw, in zijn totaliteit
bezien, zal het zwaartepunt in de komende
jaren bij de diepte-investeringen liggen.
Wat - en dat is vanzelfsprekend - van toe-
passing is voor de landbouw in zijn geheel,
geldt niet zonder meer voor de individuele
bedrijven. Een matige groei of een gelijk
blijvende omvang van de landbouw bete
kent immers geenszins dat ook de indi
viduele bedrijven weinig in omvang toe
nemen. Handhaving van de rentabiliteit en
van de inkomenspositie eist verdere op
voering van de produktiviteit En dit brengt
mee dat vele bedrijven, waar de bedrijfs
omvang ontoereikend is om voldoende
werkgelegenheid en inkomen te bieden,
zullen verdwijnen. Andere bedrijven zullen
daarentegen in omvang moeten en ook
kunnen toenemen.
Voor „blijvers", zoals we dat zullen uit
drukken, zullen daarom, naast de diepte
investeringen, de breedte-investeringen van
groot belang blijven. De laatste moeten de
eerste lonend maken.
De financieringsproblematiek wordt niet
alleen bepaald door de investeringen die
nodig zijn voor de modernisering van het
produktieapparaat. Ook de zgn. herfinan
ciering i.v.m. concentratie van de produk
tie in grotere eenheden is een belangrijke
component.
De factor grond speelt hierbij een belang
rijke rol. Van uitbreiding in zijn totaliteit is
hier geen sprake. Eerder moet met een af
neming worden gerekend in verband met
overgang naar andere bestemmingen. Toch
roept de financiering hier problemen op.
Ten dele vloeien deze voor een belangrijk
deel voort uit de ongunstige verhouding tus
sen de koopprijzen van land en het rende
ment dat van de grond is te verkrijgen. Hier
door is de financiering met vreemd vermo
gen slechts in beperkte mate mogelijk. Dit
zou al spoedig tot onoverkomelijke liquidi
teitsmoeilijkheden leiden in verband met de
nakoming van rente- en aflossingsverplich
tingen.
Men zou kunnen denken dat het de land
bouwprijzen zijn die te laag liggen voor
een rendabele bedrijfsvoering op eige
naarsbasis. Dit is echter een te eenvoudige