wob
wob
wob
4
vormen van een der districten, waarin onze
banken zijn ingedeeld. Het systeem kennen
we al jaren, het is dus niet echt nieuw, maar
het is toch ook nog niet zo vreselijk lang
geleden, dat er geen regionale vestigings-
punten waren en de hele toengenoemde
inspectiedienst vanuit Utrecht en Eind
hoven werkte. Vergeleken daarmee, is er
heel veel veranderd. In ieder geval heeft
thans het districtskantoor een zeer belang
rijke plaats en functie in onze organisatie.
Zowel de heer Mertens als de heer Verhage
hebben daar bij de opening in het nieuwe
gebouw voor het Districtskantoor Venlo nog
eens op gewezen.
Ons net van districtskantoren moet gezien
worden tegen de achtergrond van de
groeiende behoefte aan communicatie en
overleg. Evenals in de hele samenleving
komt dit ook in onze organisatie naar voren.
Het districtskantoor brengt als een vooruit
geschoven post de Centrale Bank dichter bij
de banken en vergemakkelijkt het persoon
lijk contact tussen beide. Het is een station
met tweerichtingsverkeer. Enerzijds heeft
de districtsdirecteur de taak het beleid van
de Centrale Bank uit te dragen en toe te
lichten, anderzijds zal hij een open oor
moeten hebben voor wat er onder de ban
ken leeft. Hij zal zijn mening daarover kun
nen geven maar ook kan hij er voor zor
gen, dat de gedachten en denkbeelden uit
zijn district bij de Centrale Bank terecht
komen. Dit is dus een typisch mededelende
functie, een onmisbare schakel in de ver
bindingslijnen, waardoor wij contact met
elkaar houden. Ook voor de dagelijkse prak
tijk van de banken is dit van belang. De
districtsdirecteur heeft nl. tevens een taak
als verbindingsman tussen de banken en de
gespecialiseerde deskundigheid en dienst
verleningen, die bij de Centrale Bank ter
beschikking staat.
Er tekent zich overigens duidelijk een ze
kere decentralisering af op het gebied van
de deskundige advisering en hulp van de
Centrale Bank aan de lokale banken.
In toenemende mate worden op districts
kantoren deskundigen te werk gesteld, die
ten dienste staan van de banken in het
district. Wij noemen de kredietadviseur en
van meer recente datum de assurantieadvi
seur, de publiciteitsadviseur, de bouwadvi
seur, de adviseur voor betalingsverkeer en
spaarvormen en de reisadviseur. Zij staan
binnen het onmiddellijke bereik van de ban
ken in het district.
De heer Verhage wees erop, dat het dis
trictskantoor nog een andere, heel belang
rijke functie heeft. Het dient nl. ook als
zetel van de accountantsdienst. Deze dienst
is belast met controlerende werkzaam
heden betreffende de banken in het district,
welke werkzaamheden tevens moeten wor
den opgevat als een door De Nederland-
sche Bank aan de Centrale Bank gedele
geerde taak ingevolge de Wet Toezicht Kre
dietwezen.
Een misverstand zou zijn te denken dat de
taak van de accountantsdienst zich beperkt
tot het „nazien van de boeken". In een tijd
van computers en hoog ontwikkelde auto
matiseringssysteem is zo een term trou
wens helemaal verouderd. Onze accoun
tantsdienst is natuurlijk een controlerend
apparaat, maar met name de functie van
een hoofdinspecteur en van zijn staf ont
wikkelt zich meer en meer in de richting
van adviseur. Dat betekent dat op grond
van het accountantsonderzoek adviezen
worden uitgebracht, speciaal gericht op
verhoging van de doelmatigheid in de be
drijfsvoering. Mede dank zij die adviezen is
bereikt dat de automatisering thans bij
onze bank gemeengoed geworden is. Ook
voor dit raadgevende werk is het zeer nut
tig dat door vestiging van de accountants
dienst in de districtskantoren een veel in
tensiever contact tussen functionarissen
van deze dienst en die van de banken mo
gelijk is geworden.
Met dit alles is het moderne districtskan
toor, zowel dat zich heden ten dage met de
daar gevestigde functionarissen aan ons,
Centrale Bank en aangesloten banken,
voordoet een onmisbaar element in onze
organisatie geworden. Het is een van de
tekenen, dat de veranderde maatschappe
lijke opvattingen en bedrijfseisen bij ons
doorwerken.
TOCH EEN GOEDE GEDACHTE!
Soms klikt het niet tussen schrijver en
lezer. Zo n geval doet zich thans blijkbaar
ook bij ons blad voor. Wij doelen hiermee
op het ingezonden stuk, dat een geachte
lezer uit onze organisatie ons toezond -
zie de rubriek „Vanaf de tribune" - en waar
in hij commentaar levert op wat wij in ons
maartnummer onder het opschrift „Een
goede gedachte" in deze rubriek schreven.
Wij willen op dit commentaar toch even in
gaan, want aan heel onze „goede gedachte"
wordt een draai gegeven, waardoor er wei
nig goeds van over lijkt te blijven. En in de
draai kunnen wij niet met onze commen
tator meegaan.
De zaak waar het om ging, was dat de
Hoofddirectie zich in de toekomst als dat
wenselijk mocht zijn, met een in meer per
soonlijke stijl geschreven „nieuwsbrief" tot
de beheerders en directeuren zou willen
richten. Wij hebben dat toegejuicht, omdat
het naast alle andere communicatiemidde
len in bijzondere gevallen heel goed zou
kunnen werken. Het door ieder nagestreef
de vertrouwelijke en openhartige contact
tussen Centrale Bank en aangesloten ban
ken zou er door bevorderd worden. Door
zo'n brief kan, zo zeiden wij, in een onge
bruikelijke situatie een brug geslagen wor
den, waarover wij elkaar in onze organisa
tie even apart te spreken kunnen krijgen.
Onze schrijver verwacht er blijkbaar niet al
te veel van. Wij vinden dit jammer en het
zou vooral jammer zijn als ook anderen er
zo over zouden denken. Ook wij zelf schre
ven al, dat de communicatie in onze orga
nisatie nog niet in alle opzichten ideaal is,
dat het onderlinge verkeer soms stokt, dat
er voortdurend verbeterd moet worden.
Welnu, laat ons dan de „goede gedachte"
een faire kans geven. Het is een poging tot
verbetering, die je niet a priori in twijfel
moet trekken, maar die we van harte moe
ten verwelkomen. Voor kritiek is nog geen
plaats, want de nieuwsbrief zal in de prak
tijk moeten tonen wat hij waard is.
Wij moeten overigens deze zaak niet bui
ten haar proporties opschroeven. De
nieuwsbrief is alleen gedacht voor onge
bruikelijke situaties, waarin onze gebruike
lijke communicatiemethoden minder ge
schikt zijn om tot een snel en bevredigend
resultaat te leiden. Wij hebben er met opzet
de Centrale Kringvergadering als ons beste
forum van overleg bijgehaald om te laten
zien, dat er desondanks toch behoefte kan
zijn aan een andere vorm van uitwisseling
van gedachten. Er is geen sprak van, dat
de opzet zou zijn door zo'n nieuwsbrief het
Kring- en Centrale Kringoverleg op een
dood spoor te zetten. Een nieuwsbrief kan
echter een soort snelverband zijn, dat voor
ons allen nuttig is om het in bepaalde om
standigheden bij de hand te hebben. En
daardoor zal het gewone overleg niet ver
armd maar verrijkt worden!
Het functioneren van de Centrale Kringver
gadering staat dus geheel buiten de nieuws
briefkwestie. De wijze, waarop in het inge
zonden stuk de in maart gehouden zesde
Centrale Kringvergadering ten tonele ge
voerd wordt, heeft ons wel even gestoken.
Uit het twaalf en een half pagina's tellend
samenvattend verslag van die vergadering
blijkt, dat maar liefst anderhalve pagina
daarvan gewijd zijn aan een indringende
uiteenzetting van de Hoofddirectie over de
ontwikkeling van de huidige liquiditeitsposi
tie. Goed, dat gebeurde in de rondvraag,
maar dat was gezien het grote aantal agen
dapunten niet vreemd. Het uitvoerige ant
woord toont, dat op de vraag gerekend was.
Wij kunnen deze behandeling beslist niet
teleurstellend vinden, maar veeleer een
goed voorbeeld van geslaagd samenspre-
ken binnen de Centrale Kringvergadering.
Zo zien wij deze zaken. Laten onze inzen
der en zij die hem zouden willen bijvallen
er van overtuigd zijn, dat wij evenzeer als
zij de communicatie wensen te bevorderen,
metterdaad! Alleen daarom ging het ons.
O.W.M. EN DE BEDRIJFSRISICO'S VAN
ONZE BANKEN
Onze organisatie bezit in de Onderlinge
Waarborg Maatschappij Rabobanken W.A.,
afgekort de O.W.M.een eigen schadever
zekeringsbedrijf. Eigen in dubbele zin van
het woord. In de eerste plaats is de O.W.M.
geheel in handen van de aangesloten ban
ken, daar alleen deze lid kunnen zijn. In
de tweede plaats is de O.W.M. alleen be
doeld ter dekking en verzekering van risi
co's van haar leden, welke kunnen ontstaan
bij de uitoefening van het bankbedrijf van
die leden. Uit de statutaire doelomschrijving
blijkt dat dit bankbedrijf opgevat moet wor
den in de ruimste zin.