de regionale politiek
de ontwikkeling van het energieprobleem
verklaring van de vereniging van
coöperatieve spaar- en kredietbanken
bij de e.e.g.
conclusie
Een ander punt is het gebrek aan eenstemmigheid over de
regionale politiek. Nadat reeds op de zitting van de Minis
terraad van 23 januari geen overeenstemming kon worden
bereikt over de hoogte en de verdeling van het regionale
fonds, is ook de zitting van de raad van 30 januari weder
om zonder succes geweest. Er is juist datgene gebeurd,
waarop onze Vereniging van Coöperatieve Spaar- en
Kredietbanken in haar standpuntbepaling met betrekking
tot de regionale politiek als gevaar had gewezen, namelijk
dat de leden-landen hun bijdrage aan het regionale fonds
niet hoger willen stellen dan zij zelf als uitkering daaruit
kunnen verwachten. Op die basis kan natuurlijk geen over
eenstemming worden bereikt. De mooiste woorden kunnen
daaraan niets afdoen. Het ontbreekt eenvoudig aan de
noodzakelijke Europese solidariteit. Enerzijds zullen de
landen met een gemiddeld hogere levensstandaard meer
moeten bijdragen, zodat de landen met achtergebleven ge
bieden meer zullen kunnen ontvangen. Anderzijds zullen
de laatste landen er mede rekening dienen te houden dat
aan de budgetten van de donor-landen grenzen zijn ge
steld. Alles bij elkaar is de ontwikkeling rondom de regio
nale politiek van de Europese Gemeenschap een Europees
treurspel.
In een situatie, waarin volledig onverwacht olietoevoer
wordt verminderd en olieprijzen zelfs met 400% worden
verhoogd en waarin een samen optrekken van de E.E.G.-
landen meer dan ooit noodzakelijk zou zijn geweest, be
leven wij in de laatste tijd een volledig falen van de ge
meenschap. leder land probeert ter verbetering van zijn
eigen positie op eigen houtje het beste eruit te halen.
Dergelijke procedures zullen - daarvan ben ik vast over
tuigd - op den duur alle landen van Europa schaden.
Tegelijkertijd doen sommige Europese landen ook nog
hun best om de Verenigde Staten van Amerika zo veel
mogelijk te ergeren, hetgeen tot extra negatieve gevolgen
leidt. En dan hebben wij nog niet gesproken van de pro
blemen die zeker in de nabije toekomst zullen ontstaan,
wanneer de olierijke landen zullen gaan proberen om hun
reusachtige geldoverschotten te beleggen op de geldmark
ten van Europa. Daarmede komen gevaren op ons af,
waarvan wij de dimensies vooralsnog niet kunnen over
zien. Voor de komende periode vormen ongetwijfeld de
met de energiecrisis verbonden problemen het grootste
gevaar.
Op 14 februari 1974 te Brussel bijeen heeft het bestuur
van onze vereniging, die alle coöperatieve kredietinstellin
gen in de negen E.E.G.-landen omvat en waarvan 17 mil
joen leden deel uitmaken en welke vereniging reeds jaren
haar medewerking verleent aan de constructie van een
verenigd Europa, de navolgende verklaring afgelegd:
- In het licht van recente gebeurtenissen, die het gevolg
zijn van de consequentie van de energiecrisis en van de
internationale monetaire problemen, heeft de vereniging
besloten om opnieuw te bevestigen haar gehechtheid om
te komen tot de constructie van een verenigd Europa.
- De vereniging getuigt in de huidige moeilijke omstandig
heden van haar wil om met alle krachten van het coöpe
ratief krediet voort te gaan met haar actie in de richting
van een versterking van de internationale solidariteit in de
gemeenschap, in het bijzonder ook tussen de organi
saties van het coöperatief krediet.
- De vereniging spreekt de wens uit, dat de hedendaagse
problemen van de Europese gemeenschap op de kortst
mogelijke termijn zullen worden overwonnen en dat zich
op actieve wijze een Europese solidariteit zal ontwikkelen,
in het bijzonder op economisch, sociaal en monetair ge
bied.
Wat is nu de conclusie van al deze ontwikkelingen? Het
blijkt, dat ondanks mooie woorden op topconferenties, in
vergaderingen van de Raad van Ministers en in persver
klaringen de individuele regeringen geen duidelijke stap
pen willen doen in de richting van een versterking van de
E.E.G. Het tegendeel is het geval. De regeringen treden op
eigen houtje op in het internationale vlak, maar spreken
toch over „Europese identiteit"; die verhindert hun echter
niet om hun beleid op Europees gebied af te stemmen op
zuiver nationale belangen, waarmede de gemeenschaps
organen praktisch worden verhinderd verder te werken
aan de vervulling van de gemeenschappelijke taken. En
tegelijkertijd blijkt bij opiniepeilingen in praktisch alle Lid
staten, dat de burgers zich uitspreken voor een verenigd
Europa.