wob 3 Dit kwam ook in de jongste Centrale Kring vergadering ter sprake bij de bespreking van de financiële jaarstukken over 1973. Die vervlechting is vooral een gevolg van de liquiditeitsregeling. Over de tegoeden, die de banken op grond daarvan bij de Centrale Bank moeten aanhouden, ontvan gen de banken een rentevergoeding. Hoe hoger deze rente is, hoe gunstiger voor de winst van de banken, maar hoe meer de winst van de Centrale Bank gedrukt wordt. Het omgekeerde is het geval naar mate de rente lager is. Als beleidsdoel is gesteld te streven naar een gelijke winstontwikkeling na aftrek van belastingen, zowel bij de Cenrtale Bank als bij de aangesloten banken, zulks uit gedrukt in procenten van het gemiddelde balanstotaal. Na belasting, omdat het in wezen gaat om de harmonisatie van de versterking van de reserves bij Centrale Bank en aangesloten banken. De Centrale Bank streeft er daarom naar met dit beleidsdoel zo goed mogelijk reke ning te houden. Het afgelopen jaar geeft daarvan een goed voorbeeld. De vergoe ding over de tegoeden van de banken werd begin 1973 vastgesteld op 3,95%. In september uitgevoerde calculaties met be trekking tot het laatste kwartaal hadden tot resultaat dat deze over het gehele jaar verhoogd werd tot 4,10%. Een verhoging alleen over het laatste kwartaal zou niet billijk zijn geweest tegenover de banken, die al dan niet seizoenmatig in het begin van het jaar veel middelen bij de Centrale Bank hebben aangehouden, zulks in ver gelijking met banken die het tegenover gestelde beeld vertonen. In de laatste vier maanden van het vorig jaar hebben zich een paar ontwikkelingen voorgedaan, waarmee in de calculaties van september wel enigszins rekening was ge houden, maar waarvan de invloed toen moeilijk kon worden voorzien. Wij doelen hier op de zeer sterke relatieve groei van het uitzettingspercentage van de aange sloten banken en het doorschuiven" van termijndeposito's door de aangesloten banken naar de Centrale Bank. Het eerste resulteerde in een sterke stijging van de rentabiliteit van de aangesloten banken, het tweede had tot gevolg, dat de duur dere middelen niet bij de aangesloten banken maar bij de Centrale Bank ge concentreerd werden. Het uiteindelijke resultaat over 1973 is dat, gerekend in procenten van het gemiddelde balanstotaal, de reserveringscapaciteit voor de Centrale Bank 0,52 bedraagt en voor de aangesloten banken 0,55%. Deze ver gelijking toont dus een licht voordeel voor de aangesloten banken. Daarbij zijn de berekeningen voor de aangesloten banken gebaseerd op voorlopige cijfers, zoals die in het Ontwerp-jaarverslag zijn opgenomen. Het boven aangegeven beleidsdoel is echter dicht benaderd. Een ieder die zich de omstandigheden in de laatste maanden van 1973 in herinnering roept, zal moeten erkennen, dat dit benaderen van de ge- indiceerde winstverhouding in het afgelo pen jaar een allerminst eenvoudige taak is geweest. RAPPORT BESPROKEN Door de Centrale Kringvergadering die vorige maand gehouden werd, is het rap port van de Overlegcommissie Makelaardij in onroerend goed besproken. Deze com missie werd vorig jaar ingesteld, omdat van verschillende zijden uit de banken de vraag opgekomen was of zij hun cliënten niet ook van dienst moeten zijn op het gebied van het bemiddelen in onroerend goed. Het is een uitvoerig en gedegen rapport geworden, dat enerzijds een aantal goede motieven voor het ter hand nemen door de banken van de makelaardij aanvoert, anderzijds ook een zekere terughoudend heid vertoont en met name over de wijze waarop de onroerend goed bemiddeling door onze organisatie zou kunnen worden beoefend en over de verhoudingen, die in acht genomen moeten worden bedacht zame geluiden laat horen. De commissie komt echter, alles overwegende, tot de conclusie dat in onze organisatie de mo gelijkheid moet worden geschapen voor een optreden als makelaar, met dien ver stande dat voorshands op beperkte schaal van activiteit in deze richting sprake zal zijn. Tot een afgeronde meningsvorming over de inhoud van het rapport is het in de Centrale Kringvergadering nog niet geko men. Begrijpelijk, want het is een moeilijke materie, die natuurlijk ook anders benaderd kan worden al naar gelang men al enige tijd bij de eigen bank belangstelling voor de makelaardij heeft. De Centrale Kring vergadering heeft het daarom verstandig geacht het rapport eerst aan de voorjaars kringvergaderingen voor te leggen en het dan in haar eerstvolgende vergadering weer op de agenda te plaatsen. Desgevraagd werd namens de Raad van Beheer en de Hoofddirectie van de Cen trale Bank meegedeeld, dat er hunnerzijds geen behoefte bestaat aan het opnemen van makelaardij-activiteiten binnen onze organisatie. Zij zullen daarop ook geen aandrang uitoefenen. Nu evenwel bij een deel van de banken de dringende wens leeft om met de makelaardij te beginnen, is het nodig ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Vandaar de in het rapport neergelegde studie. De Centrale Bank is van mening, dat als het in onze organi satie tot makelen moet komen, we dit met een goed moeten doen en zodanig, dat de onafhankelijkheid van de makelaardij wordt gewaarborgd. Hieraan voldoet de door de Commissie in haar rapport aan bevolen opzet. Een gesprek met de Neder landse Bond van Makelaars heeft de Cen trale Bank gesterkt in haar overtuiging, dat voor het geval tot makelaardij over gegaan zou worden, de in het rapport voorgestane opzet de beste is. De gedachtenwisseling binnen onze orga nisatie over de makelaardij heeft hiermee een ander accent gekregen. De vraag is thans niet zo zeer of er veel of weinig banken zijn, die de makelaardij willen gaan doen. Waar het nu om gaat is of onze organisatie, aangenomen dat er ban ken zijn die tot makelen willen overgaan, er mee akkoord gaat, dat dit gebeurt op de wijze als in het rapport aanbevolen. Daarover wordt thans de mening van de kringen ingewonnen, waarna vervolgens het rapport opnieuw in de Centrale Kring vergadering ter discussie zal worden ge steld. PROBLEMEN IN DE FRUITTEELT NOG NIET OVERWONNEN Koesterde men na het gunstige verloop van het vorige fruitseizoen 1972/73 de hoop, dat aan de vele teleurstellende jaren in de fruitteelt een einde was gekomen, deze hoop lijkt op dit moment weer ver vlogen. Aan de geleidelijke verbetering van de inkomens na het rampjaar 1969/70 dreigt dit seizoen weer een abrupt einde te komen. De oorzaak hiervan is de grotere produktie van appelen in nagenoeg alle Westeuro- pese landen. In de negen E.E.G.-landen is de produktie dit seizoen 20% groter dan in 1972. Dit betekent een recordoogst, die alleen door de oogst van 1969 wordt over troffen. De totale produktie van appelen in de E.E.G. bedroeg in 1973 ruim 7 mil joen ton, hetgeen 1,2 miljoen meer is dan in 1972. Het grootste deel van deze meer- produktie is afkomstig van de zgn. Streu- Obstbau in West-Duitsland. Hiermee wordt een sterk verspreide en extensieve teelt van fruit aangeduid, die zeer gevoelig is voor beurtjaren en daardoor de belang rijkste oorzaak is van de jaarlijks sterk wisselende resultaten van de fruitteelt in de E.E.G. De grote appelproduktie in het lopende fruitseizoen heeft de prijzen in de gehele E.E.G. sterk doen dalen. Per 1 januari jl. bedroeg de gemiddelde prijs van de tot dat moment geveilde appelen 40 cent per kilogram. Op dezelfde datum van het vo rige jaar bedroeg deze prijs nog 53 cent per kilogram en in het daaraan vooraf gaande jaar slechts 25 cent per kilogram. Na de jaarwisseling heeft de prijsdaling zich nog in versterkte mate voortgezet. Op het moment, dat dit artikel is geschre ven (eind maart) lagen de prijzen voor de belangrijkste rassen Golden Delicious, Jonathan en Goudreinette nagenoeg op de helft van de veilingprijzen van vorig jaar. Deze snelle prijsdaling is het gevolg van de grote voorraden, die na de jaarwisse ling in ons land en de E.E.G. nog aan wezig waren. De huidige omvang van de voorraad bewaarappelen, voornamelijk Golden Delicious. maakt een herstel van de markt in de nog resterende maanden niet waarschijnlijk, te meer daar straks de aanvoer van appelen uit het Zuidelijk Half rond weer op gang komt. Alleen de prijzen van Cox's O.P. hebben zich tot nu toe redelijk kunnen handhaven. De drie eerder genoemde rassen nemen echter een veel groter gedeelte van de produktie in ons land voor hun rekening. Wanneer men het bovenstaande overziet dan moet men tot de conclusie komen, dat de rentabiliteit van de fruitteeltbedrij-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 5