wat ons bezighoudt) wob wob 2 STICHTING STEUN DOOR RABOBANKEN Met bijzonder veel genoegen hebben wij de vorige maand de brief aan onze aan gesloten banken gelezen, waarin de boven genoemde stichting voor het eerst naar buiten trad. Deze stichting, die eind vorig jaar bij notariële akte is opgericht, is de opvolger van de al van vóór de fusie daterende Utrechtse „Stichting 150 Jaar Raiffeisen" en de Eindhovense „Stichting Internatio nale Ontwikkelingshulp door Boerenleen banken". De nieuwe stichting zal het werk van de beide oudere, thans in liquidatie verkerende stichtingen, gaan voortzetten. Wij moeten er van doordrongen zijn, dat het hier gaat om een zeer zinvol werk. Ook in die zin, dat er te midden van de veelheid van instellingen en acties, die iedere Nederlander op allerlei gebied van hulpverlening onder ogen gebracht wordt, plaats is voor een eigen daad van onze organisatie. De nieuwe Stichting - laten we die de S.S.R. noemen - is er voor om die daad telkens te concretiseren en mo gelijk te maken. Voor onze organisatie, aangesloten ban ken en Centrale Bank, ligt hier niets minder dan een plicht. Niet in de betekenis van een last, maar veeleer van een opgave, die wij als van nature geneigd zijn aan te pakken. Want wij zelf zijn zo'n driekwart eeuw geleden door coöperatieve samen werking ontstaan, wij zijn instrumenten van onderlinge hulp en beschikken thans over een schat van ervaring om in deze weg ook anderen te helpen. Nu we groot en welvarend geworden zijn, moet ons licht niet onder de korenmaat maar door ons uitgedragen worden, opdat ook elders de minder bedeelden ervan profiteren. Dat is een gedachte, die onlosmakelijk met ons coöperatieve werken verbonden is, die de stichters van onze banken voor ogen gestaan heeft en die ons ook nu boven het dagelijkse werk uit een eigen ideaal geeft. De S.S.R. heeft daarvoor een beroep ge daan op de banken. Vrijmoedig is ge vraagd uit de beschikbare winst over het boekjaar 1973 een gift af te staan. Als de even vrijmoedig gegeven indicatie voor de grootte van die gift door alle banken wordt opgevolgd - en waarom zou dat niet; er wordt geen zwaar offer gevraagd - zullen al die giften samen een zeer be hoorlijk bedrag vormen, waar wat mee kan worden gedaan! Vooral ook daarom, om dat dit bedrag door de Centrale Bank zal worden verdubbeld. Laat de oproep van de S.S.R. dit jaar al het bewijs leveren, dat we het „samen sterk" nog niet ver geten zijn. Dat we heel concreet ook als hoog ontwikkelde coöperatieve organisatie in eendracht onze naaste, hier en in het buitenland, te hulp komen. De brief van de S.S.R. noemt dat een zaak van verstand en hart. Zeer terecht. Het hart staat open voor allen die in welk opzicht dan ook „minder 'bedeeld" zijn dan wij zelf. Het verstand leert ons, dat tegenover de enorme noden in de wereld onze eigen mogelijkheden tot helpen, vol slagen in het niet vallen. Toch twijfelen wij niet aan wat ons te doen staat, maar pak ken met verstand daar aan, waar wij een mogelijkheid zien. Voor zelfverheffing is daarbij geen plaats maar onze eigen lange ervaring kan toch richting aan onze hulp geven. In de lijn van die ervaring, opge daan met wat onderlinge samenwerking vermag, kan in Nederland in de vorm van „startsubsidies" hulp verleend worden aan landelijke projecten ten behoeve van min der bedeelden. Daardoor wordt uitzicht ge boden op verdere zelfwerkzaamheid. Dat laatste staat ook voor ogen voor de bui tenlandse ontwikkelingshulp. Agrarische projecten in het kader van missie en zen ding en de oprichting en ontwikkeling van spaar- en kredietcoöperaties vormen een terrein, waarop wij, hoe bescheiden ook, daadwerkelijk steun aan onze verre naaste kunnen geven! Die oproep van de S.S.R. aan de banken is eigenlijk veel meer dan een routine- schrijven. Het is een appèl aan wat wij als banken ten diepste voor onze medemen sen moeten voelen. Bij alle zakelijkheid, die het bankbedrijf eigen is, kunnen wij toch ook juist als coöperaties verstaan wat mee het grote gebod wordt genoemd: Hebt uw naasten lief als u zelf. WINST Het voorjaar is de tijd van de jaarverslagen en dan komt ook de al dan niet in de verslagperiode gemaakte winst voor het voetlicht. De winst- (of verlies-jcijfers van vooral de grotere ondernemingen trekken de aandacht en worden dikwijls in allerlei publiciteitsorganen van commentaar voor zien. Wij mogen als bekend veronderstellen, dat onze Coöperatieve Rabobanken en hun or ganisatie niet op het maken van winst, als doel in zich zelf, zijn gericht. Dit betekent echter niet dat het al dan niet winstge vend werken ons onverschillig is. Integen deel, ook onze banken kunnen niet zonder winst; het is een onmisbare voorwaarde voor hun voortbestaan. Zonder een vol doende regelmatige winstcapaciteit zou den de Rabobanken hun taak niet blijvend kunnen vervullen. Wij willen dit in het kort duidelijk maken. Voor onze banken is de winst de enige wijze van vorming van reëel eigen ver mogen. Statutair is bepaald, dat het voor delig saldo van de winst- en verliesreke ning, na aftrek van afschrijvingen, voor zieningen en bijzondere reserveringen, vol ledig wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Dividenden of winstuitkeringen aan derden zijn bij onze banken onbekend. Die eigen vermogensvorming uit de winst is allereerst noodzakelijk ten behoeve van de veiligheid, die de middeleninlegger van de bank mag verwachten. Ook is hij van groot belang voor de kredietvrager, die er immers gebaat bij is, dat de bank bij de voortduur aan zijn kredietbehoeften kan voldoen. Daar komt bij dat groei van de winst ge boden is. In de toekomst zullen nl. zwaar dere eisen aan de solvabiliteit van onze banken gesteld worden. Tot nu toe hebben onze banken een grote groei laten zien op het gebied van woninghypotheken. In 1973 waren daarop circa 50% van de uitzettin gen gericht. De door De Nederlandsche Bank aan de banken gestelde solvabili- teitseisen zijn voor uitzettingen in de vorm van woninghypotheken lager dan die voor andere vormen van kredietverlening. De vraag is echter of de solvabiliteits- eisen ook voor onze banken in de toe komst niet zwaarder gaan worden, omdat zij wellicht in de komende jaren voor hun kredietverlening meer een andere richting uit moeten gaan en het accent relatief minder op de hypothecaire woningfinan ciering zal komen te liggen. Ook de ver wachtingen, die in allerlei publikaties ten aanzien van de woningbouw worden uitge sproken rechtvaardigen deze vraag. Het in omvang toenemen van andere kre dietvormen brengt tevens een hogere sol- vabiliteitseis mee, hetgeen weer tot gevolg heeft, dat onze banken over een winst capaciteit moeten beschikken, die een zo danige eigen vermogensvorming mogelijk maakt, dat zij uit het oogpunt van solva biliteit adequaat is. Winst is voor ons geen doel, maar als middel kunnen wij het niet missen. WINSTVERHOUDING CENTRALE BANK EN AANGESLOTEN BANKEN In een organisatie als de onze, waarin de Centrale Bank en de aangesloten banken financieel zo nauw verbonden zijn, is de onderlinge winstverhouding een in teressant punt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 4