uit onze historie 36 de positie van de kassier de schuttersgilden hilvarenbeek en oirschot Hilvarenbeek maakte bij eerste en voorlopig nog enige kennismaking een andere indruk. Wijds gebouwd om een grote Vrijthof en ook een zeer grote kerk. Alles met een fluïdum 66l 2 van eeuwen. Maar rustiger en bezonkener dan Oirschot. (Maar Tb. kan het mis hebben). De notulen van de Bank vermelden geen spannende zaken of anecdotes. De Brabander ietwat kennende gelooft Tb. niet dat er nooit of te nimmer tijdens de ver gaderingen iets zots is gebeurd! Misschien gebeurde dat wel zo dikwijls dat het de moeite van het vermelden niet waard was. Het is voor ons nog opvallend dat ook de kassier voor een bepaalde termijn werd gekozen. Herverkiezing zal wel gelijk hebben gestaan aan een lauwerkrans. Aan het lidmaatschap waren nogal strenge eisen gesteld. Teneinde de Bank te be schermen tegen - wat men zou noemen - „overvallen" die het gevolg konden zijn van lidmaatschap van niet direct belangheb benden (forensen bijvoorbeeld) werd be paald dat „alleen kinderen en personen die in dienstbetrekking zijn bij leden der Boerenleenbank mogen hunne spaargel den bij de Bank inleggen". Naast die van de leden natuurlijk. In 1917 was er voor het uitbetalen van een voorschot eilaci geen geld genoeg in kas. Op verzoek van de directeur schoot de kas sier het ontbrekende maar even uit eigen zak vóór. De grote stroom van spaargelden tijdens de jaren 1916-1918, die een veilige beleg gingsmogelijkheid zocht, dwong wel tot een iets ruimere opvatting van de taak van de Bank. Zelfs de Eerwaarde Zusters moch ten geld brengen. Er zullen zeker een paar onder hen zijn geweest die boerendochters waren. Vandaar die toestemming. Ook de boterfabriek mocht deponeren. In de ge meente had de Centrale Bank zeker niet zo heel veel vertrouwen want een voorschot van 5.400,-, af te lossen in vier jaar, mocht niet worden verstrekt door de Bank. De kassier moest dat maar gaan vertellen. In 1918 werd een groot gedeelte van de wereld getroffen door de z.g. Spaanse Griep", een ziekte die snel en hard toe sloeg en vele duizenden in ons land soms na slechts enkele uren van ziek zijn ten grave sleepte. Men vermoedde dat deze ziekte ontstaan was in de loopgraven van de grote slagvelden waar toestanden heer sten die met geen pen zijn te beschrijven. De vergaderingen van de Bank werden, uit angst, zeer matig bezocht. Op 17 novem ber waren alleen twee bestuursleden en de kassier aanwezig. In dat jaar kreeg de Bank nog opdracht om deel te nemen in de opgerichte Nederlandsche Landbouw- bank maar werd ook een krediet toege staan aan de Tuinbouwbond om in een proeftuin „aan de landbouwers te leren het verbouwen van tuinvruchten en groen ten". Slechts schoorvoetend werden presentie gelden toegestaan aan bestuurders die het in 1926 nog met vijftig cent per vergade ring moesten doen „daar de Leden toch wel eenige vergoeding voor hunne tegen woordigheid en verantwoording mogen ont vangen". Een glas bier of een kop koffie kon daar ruimschoots van worden betaald en dat was dan wel genoeg. Maar ook aan de positie van de kassier moest wel het een en ander worden ver timmerd. Inderdaad werd het werk uitge breider en moeilijker. Er werd met de kas sier een zeer ingewikkelde regeling ge troffen. (In samenwerking tussen Eindho- vense Centrale Bank en aangesloten Ban ken, beginnende met de „Commissie 1926" groeide na jarenlang overleg een salaris norm die goed aanvaardbaar is voor de kassiers die thans voor het merendeel directeur heten. Een ontwikkeling die zich ook voordeed bij de Utrechtse Centrale en haar Banken). Echter nog in 1931 werd ontkennend ge antwoord op het verzoek van de Centrale Bank „of men iets gevoelde voor een pen sioenregeling voor de kassiers", omdat het maar een nevenbaantje was en de man na zijn ontslag niet van een pensioen afhan kelijk zou zijn. Wèl kreeg Pater Van Erp, medeoprichter van de Bank en thans mis sionaris in de Congo, 50,- voor aankoop van een „drukpers" en ook werd 4 van de winst, zijnde 234,80 verdeeld - zeer discreet gelukkig - onder de armste voor schotnemers van de Boerenbond. Twaalf mensen ontvingen bedragen variërend van 5,- tot 39,- uit handen van de geestelijk adviseur of van directeur en kassier van de Bank, die ook bestuurders waren van de Boerenbond. Bij dit beleid uit de verschrikkelijke crisis tijd sluit Tb. nu ook de notulen van Hilva renbeek, doch niet zonder verwondering over het feit dat „later" over de oorlog 1940-1945 niets daarin te vinden is. Het waren zo maar wat losse aanteke ningen en opmerkingen. Niet belangrijk of gewichtig. Toch zou dit geen goed slot zijn. Wél wat de oudere historie van beide Banken be treft en er zijn nog vele met een interes sant levensverhaal) maar niet wat hun be staan betreft in deze tijd. Waarbij dan spe ciaal gedacht wordt aan de voortzetting van wat reeds eeuwen lang bestaat, zoals bijvoorbeeld aan de Schuttersgilden, waar ettelijke leden van banken ook gildebroe- der zijn. Deze traditie lééft. Een waar gildebroeder kan urenlang daarover vol geestdrift ver halen, zonder in herhalingen te vervallen. Dus nu nog enkele aantekeningen over de Schuttersgilden waarvoor een aantal „bron nen" materiaal leverde, dat maar mondjes maat overgenomen kan worden, gezien de beperkte plaatsruimte. De gilden die hier worden bedoeld zijn niet de bekende „ambachtsgilden" maar ver enigingen van mannen uit allerlei beroepen en maatschappelijke klassen in „weerbare gilden" die de oudste zijn en „kerkelijke gilden". De weerbare gilden dragen steeds de na men van geloofshelden (St.-Joris, St.-Se- bastiaan), de kerkelijke gilden kunnen de namen van andere heiligen dragen (O.L. Vrouw, St.-Barbara, St.-Antonius). De weerbare gilden: schuttersgilden, gilde van wapenen, schuts genoemd, vormden een soort van burgerwacht om te schutten, te beschutten, te beschermen huis en haard, kerk en staat, outer en heerd. Zij zijn nog steeds dragers van een waarde volle traditie, geworteld in het volk van Noord-Brabant, in een hechte band, ge vormd door trouw, broederschap en onder linge dienstbaarheid. Zeer, zéér oud zijn vele gilden. St.-Barbara te Oirschot herdacht kortgeleden het meer dan 500-jarig bestaan van de „schutte van der reyner maget Barbara die des Donre- dags nae Sondagh Trinitatis" in 1491 werd „betrieft" (dus waarvan de reglementen werden goedgekeurd). De Caerten oftewel stichtingsbrieven wer den veelal lang na de oprichting opge maakt en uitgereikt door de Landsheer. Opvallend is het dat vrijwel alle Caerten volgens hetzelfde patroon werden ge vormd. Het St.-Jorisgilde - ook te Oirschot, spe ciaal geformeerd tot verdediging van de buurtschap Straaten - kreeg op 17 sep tember 1539 vernieuwing van het regle ment der „oude scutten van St.-Joris". Daarbij compareerden „veele goede man nen, ingesetenen der Vreyheit van Oir-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 38