geld- en kapitaalmarkt 35 drs. h. visser en mevr. mr. h. besanpon geldmarkt obligatiemarkt Nadat het tarief voor 3-maands kasgeldleningen aan de lagere overheid omstreeks het jaarultimo een record hoogte van 14,5% bereikt had, heeft zich sedertdien een geleidelijke daling van de geldmarktrente voorgedaan. Tegen eind maart noteerde het eerder genoemde tarief 9V4 Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat in de laatste week van maart 1974 de daling tot staan gebracht is. De reden hiervan is het oplopen van de geldmarkttarieven in het buitenland, met name in West-Duitsland alwaar in het kader van de bestrijding van de inflatie de monetaire autoriteiten vasthielden aan een monetair restrictieve po litiek. Ook in de Verenigde Staten liep de geldmarktrente op: prime-rates van 9'A a 9V2% verschenen weer aan het firmament. In dit licht bezien valt het De Nederlandsche Bank uiterst zwaar haar politiek van terugkeer naar een normalere rentestructuur kracht bij te zetten. Een verdergaande da ling van de Nederlandse geldmarkttarieven zou immers een afvloeiing van gelden naar het buitenland kunnen in houden. Op 19 maart kon bij de Agent van het Ministerie van Finan ciën ingeschreven worden op een tender Schatkistbiljetten met een looptijd van 4V2 jaar. Voor het bankwezen heeft het bezit aan schatkistpapier een extra accent gekregen daar in het kader van het nieuwe systeem van indirecte kredietbeheersing de aan te houden liquiditeitsreserve voor een belangrijk deel uit schatkistpapier bestaat. Zo doende waren de insiders niet al te zeer verbaasd over het hoge inschrijvingsbedrag van meer dan 1 miljard. Uit eindelijk werd ƒ419,2 miljoen tegen een rente van 77/u toegewezen. In herinnering zij gebracht dat op 16 januari van dit jaar 499,7 miljoen aan 3- en 5-jaars papier is ge plaatst, zodat van het in 1974 vervallend schatkistpapier ten bedrage van 1.000 miljoen een 920 miljoen is „ver nieuwd". Hoewel het jaar nog lang is, lijkt het erop dat het beleid van het Rijk inzake schatkistpapier thans aansluit bij de structurele behoefte van de geldmarkt. Niet onvermeld mogen blijven de nieuwe revaluatiege ruchten ten aanzien van de Duitse Mark en - in wat min dere mate - van de gulden. De speculatieve kapitaalop brengsten die hiervan het gevolg waren, hebben voor zover tot dusver bekend enige verkrappende invloed ge had op de geldmarkt, waardoor de rente lichtelijk aantrok. Het herstel op de obligatiemarkt dat zich aan het begin van de maand manifesteerde kon niet worden voortgezet. De koers van de eind februari geëmitteerde 9V2% B.N.G.- obligaties b.v. daalde van 100.80% tot 99.40% in de laat ste week van maart. De aanhoudende stroom van emissies is ook niet bevor derlijk om een duidelijk inzicht te verkrijgen in de markt verhoudingen. Na de lening van de Maasvlakte Olie Termi nal verschenen deze maand de 9V2 kapitaal-obligaties van de Bank Mees Hope, kondigde de Nederlandse Gas unie een 9V2 lening aan en liet de B.N.G., die eind februari al een beroep op de kapitaalmarkt had gedaan, weten dat zij een 9V2 8-jarige lening gaat uitgeven. Zo langzamerhand is het de gewoonte geworden dat zodra de toewijzing van een lening bekend is de volgende emittent alweer staat te trappelen van ongeduld. De duidelijke financieringsbehoefte bij de overheids- en semi-overheidsinstellingen, de teruglopende besparingen alsmede de zeer sterke inflatie zijn er o.m. de oorzaken van dat de aanvankelijk neerwaartse beweging in het rente verloop is omgezet in een opwaartse trend. Ook de rente ontwikkeling in het buitenland heeft een daling van de kapitaalrente in ons land tot staan gebracht. In Duitsland b.v. blijft door de stringente anti-inflatiepolitiek de rente voor het lange geld zich rond de 10.5% bewegen terwijl er in Amerika ook weer sprake is van een rentestijging. De prime-rate die enkele weken geleden gedaald was tot 8V2 is inmiddels door een aantal banken weer verhoogd tot 9V2 Toch is er een aantal factoren die een verdere stijging van de rente onwaarschijnlijk maakt. Men denke o.a. aan de teruglopende investeringsgeneigdheid bij het bedrijfsleven, de gunstiger situatie op de geldmarkt en de verbeterde positie van de gulden nu o.m. blijkt dat onze betalingsbalans, in tegenstelling tot de aanvankelijke ra mingen, geen tekort in 1974 zal vertonen maar een over schot. Bovendien zijn er met name bij de institutionele be leggers ruime liquiditeiten aanwezig die vroeg of laat hun weg naar de kapitaalmarkt zullen vinden. De verwachting dat de inflatie binnen afzienbare termijn zal verminderen is momenteel echter niet aanwezig. De meeste geldgevers zijn daarom, hoewel een lichte daling van de rente niet is uitgesloten, erg voorzichtig met het uitlenen van geld op langere termijn. In dit licht biedt de kortlopende obligatielening van de B.N.G. een goede kans van slagen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 37