het coöperatieve
bankwezen
in west-duitsland
17
drs. h. a. de werker
de fusie
de coöperatieve banken
in het totale bankwezen
de structuur van de
coöperatieve bankorganisatie
Men zegt wel eens dat ontwikkelingen in Duitsland vaak vooruitlopen op die in Nederland.
Dat bedoelde ook de Duitse dichter Heinrich Heine in de eerste helft van de vorige eeuw
met zijn uitspraak, dat, wanneer de wereld vergaat, men het beste in Nederland kan zitten
omdat daar alles 50 jaar later gebeurt.
Wat ervan zij, in elk geval ging de opkomst van het coöperatieve landbouwkredietwezen
in Duitsland vooraf aan die ontwikkeling in Nederland. Het verhaal over burgemeester
Raiffeisen die in dit opzicht baanbrekend werk heeft verricht willen we hier niet herhalen.
Wie er zich alsnog in wil verdiepen kan onder andere terecht in het vorig jaar verschenen
jubileumnummer van het maandblad.
Wanneer we onze blik richten op meer
recente tijden blijkt Duitsland ons te zijn
voorgegaan waar het een belangrijke fusie
in de coöperatieve bankwereld betreft.
Trad bij ons de fusie tussen de Raiffeisen-
en Boerenleenbankorganisatie officieel in
werking in december 1972, in Duitsland
was tot op zekere hoogte van een ver
gelijkbare fusie sprake per 1 januari 1972.
Liepen we volgens Heine een halve eeuw
achter, bij het ontstaan van het coöpera
tieve bankwezen was dit nog geen 40 jaar
en thans is de achterstand zelfs terugge
bracht tot minder dan één jaar. Wellicht
dat de Duitsers in de toekomst nog iets
van ons kunnen leren. Maar goed, dit even
terzijde.
Op dit moment is de situatie in de Duitse
coöperatieve bankwereld vooral interessant
met het oog op een aantal belangrijke ont
wikkelingen dat goeddeels samenhangt,
met aan de ene kant de fusie tussen de
organisatie van Raiffeisenbanken en de
organisatie van Volksbanken en aan de
andere kant de per 1 januari 1974 in wer
king getreden nieuwe wet op de coöpera
tieve vereniging. Aan de consequenties van
de nieuwe wet en in het bijzonder ook
aan recente opvattingen in Duitsland over
de plaats en de wezenlijke betekenis van
een coöperatieve bankorganisatie in deze
tijd, zal ruimer aandacht worden geschon
ken in een afzonderlijk artikel in een vol
gend nummer van dit tijdschrift.
Door de jaren heen hebben in Duitsland
naast elkaar bestaan een organisatie van
landbouwcoöperaties en een organisatie
van middenstandscoöperaties.
De landbouwcoöperaties inclusief de Raif
feisenbanken kenden als overkoepelend
orgaan de Deutsche Raiffeisenverband,
terwijl de middenstandscoöperaties inclu
sief de Volksbanken - waaraan als grond
legger de naam van Schulze-Delitzsch is
verbonden - ressorteerden onder de Deut
sche Genossenschaftsverband.
Met ingang van 1972 zijn deze beide
verenigingen samengegaan onder de naam
Deutscher Genossenschafts - und Raiffei
senverband.
Onder het nieuwe toporgaan kwam de vol
gende driedeling tot stand in afzonderlijke
verenigingen:
We zien hieruit dat de fusie naar beneden
alleen verder is doorgevoerd waar het de
banksector betreft. De handelsactiviteiten
van de landbouw- en middenstandscoöpe
raties blijven direct onder de hoogste top
gescheiden voortbestaan.
De taak van de Deutsche Genossenschafts-
und Raiffeisenverband kan worden om
schreven als het behartigen van de ge
meenschappelijke belangen van de leden,
met name waar het gemeenschappelijke
economische, juridische en belastingpoli-
tieke belangen betreft. Daarnaast bestaat
een controlerende taak met betrekking tot
de leden.
De fusie tussen de verenigingen van coö
peratieve banken, die reeds werd vooraf
gegaan door een groot aantal fusies op
plaatselijk en zelfs regionaal niveau kan
vooral worden gezien als een uitvloeisel
van de ontwikkeling van de beide soorten
kredietcoöperaties tot algemene banken.
De onderlinge verschillen in werkterrein,
eveneens ten opzichte van de handelsban
ken en de spaarbanken, werden hierdoor
steeds kleiner. Met de fusie werd dan ook
vooral een versterking van de concurren
tiepositie tegenover deze laatste catego-
riën bankinstellingen beoogd.
Het belangrijkste verschil tussen de Raif
feisenbanken en de Volksbanken is zoals
reeds eerder tot uitdrukking gebracht dat
de eerste van huis uit landbouwkrediet
instellingen zijn en de laatste wat wij
middenstandsbanken zouden noemen. Een
uitdrukking van dit verschil is dat de Raif
feisenbanken aanzienlijk groter in aantal
zijn (circa 5.000 tegen 600), doch dat zij
een gemiddeld lager balanstotaal per bank
vertonen. De Raiffeisenbanken zijn voor
namelijk plattelandsbanken, terwijl de
Volksbanken een meer stedelijk karakter
dragen.
In het Duitse bankwezen kunnen we over
eenkomstig de situatie in Nederland drie
categorieën bankinstellingen onderschei
den, te weten de handelsbanken, spaar
banken en coöperatieve banken. Gemeten
naar de omvang van hun kredietbedrijf is
de grootte-verhouding tussen deze instel
lingen globaal 2:3:1. Hier staat tegen
over dat de coöperatieve banken qua
aantal vestigingen (19.000) aan de top
staan.
De drie grootste handelsbanken, te weten
de Deutsche Bank, de Dresdner Bank en
de Commerzbank hebben te zamen een
minder overheersende positie in hun sec
tor (40% van het kredietvolume van de
handelsbanken) dan in Nederland het ge
val is met de ABN, AMRO en NMB
85%).
Wanneer we bij de spaarbanken die een
sterk publiek karakter vertonen de spe
cifieke (semi-)overheidsinstellingen in de
kredietsector optellen kan het aandeel
van de publieke sector in het totale bank
wezen worden gesteld op ca. 55%.
De opbouw van de coöperatieve krediet
organisatie in Duitsland kan het best wor
den verduidelijkt aan de hand van het
Deutscher Genossenschafts- und Raiffeisenverband
Bundesverband der
Raiffeisen Waren-
genossenschaften
Zentralverband der
genossenschaftlichen
Grosshandels- und
Dienstleistungs-
unternehmen
Bundesverband der
Deutschen
Volksbanken
und
Raiffeisenbanken