naweeën van de revaluatie In oktober van het vorig jaar staakten de Regering en het Landbouwschap voorlopig de strijd over de compensatie van de landbouw voor de revaluatie van de gulden in september. Afgesproken werd om de feitelijke ontwikkelingen voorlopig af te wachten en dan in maart 1974 de strijdbijl weer op te graven. Dat zou maar een korte strijd zijn, want het ging erom of de revaluatie van 5% van de gulden al of niet voldoende gecompenseerd is met een verhoging van het landbouwtarief met 2% tot 1 mei van dit jaar. Zoudecompensatieonvoldoende blijken dan zou er bijvoorbeeld een verlenging kunnen plaatsvinden, mocht de hogere ontvangst aan b.t.w. de schade volledig compenseren, dan zou de regeling beëindigd kunnen worden. Een kwestie van berekenen dus, en dat behoeft niet lang te duren, zou men op het eerste gezicht menen. 11 drs. m. I. de heer geen eenvoudige berekening andere factoren Helaas is deze berekening niet eenvoudig en zijn er me ningsverschillen over de te gebruiken methode. De com pensatie werd indertijd ingesteld omdat een daling van de wisselkoers van de gulden een daling van de prijzen, welke door de E.G. zijn vastgesteld, voor Nederland zou betekenen. In E.G.-verordeningen is vastgelegd, dat een dergelijke onmiddellijke doorwerking in de landbouw prijzen mag worden afgeremd. De meest gebruikelijke methode is het opleggen van heffingen en restituties aan de grens, de zogenaamde compensatoire bedragen, welke voorlopig het agrarische prijspeil in het revaluerend land bij het oude houden. West-Duitsland heeft van deze moge lijkheid enkele malen gebruik gemaakt en heeft nu dan ook een wal van 7 bescherming tegen invoer, welke voorlopig blijft bestaan. Vorig jaar september wilde de Nederlandse Regering deze methode niet gebruiken, om dat zij het agrarisch prijspeil zo laag mogelijk wilde heb ben ter bestrijding van de inflatie. De 2 b.t.w.-compen- satie zou de schade voor de landbouw voorlopig moeten compenseren. De Regering meende, dat deze compensatie voldoende was, waarbij zij allereerst uitging van een daling van het agrarisch prijsniveau van 3,5%; niet de volle 5% omdat op de wisselmarkten de gulden vóór de revaluatie reeds hoog genoteerd stond en ook omdat de marktomstandig heden van de agrarische produkten verschillend op de revaluatie reageerden. Tevens berekende de Minister van Financiën een voordeel voor de landbouw door een af remming van de inflatie; dit voordeel krijgen ook andere bevolkingsgroepen, welke overigens echter geen com pensatie ontvingen en de Minister vond dat dit voordeel bij de landbouw op de compensatie in mindering moet worden gebracht. De Regering gaf overigens toe, dat zo wel de effectieve revaluatie als de afremming van de in flatie in oktober vorig jaar nog schuil gingen in de schoot der toekomst en dat daarom een berekening achteraf gerechtvaardigd zou zijn. Inmiddels is er het een en ander gebeurd, dat elke be rekening grote moeilijkheden in de weg legt. De energie crisis heeft de internationale monetaire verhoudingen danig veranderd; vindt daarin maar eens de invloed van de Nederlandse revaluatie terug! Voorts is de Nederlandse sociaal-economische politiek intussen verrijkt met de machtigingswet. Hierdoor zijn de prijsstijgingen onder extra controle, maar is het ook een bange vraag wat er gebeurt, wanneer de deksel weer van de pan wordt genomen. Vorig jaar was het kabinet geneigd om niet alleen te kijken naar het directe effect van de revaluatie. De inkomens situatie van de landbouw leek toen nl. wel tegen een stoot-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 13