(wat ons bezighoudt) wob 2 ARMSLAG HOUDEN Men kan vaak horen, dat de banken zich goed weten aan te passen aan de omstan digheden. Ook in moeilijke tijden. Als zij over veel liquiditeiten beschikken en de uitzettingsmogelijkheden beperkt zijn, wordt de debetrente verlaagd, waardoor vanzelf de kredietvraag toeneemt. Omge keerd wordt in tijden van liquiditeits- schaarste de debetrente verhoogd, waar door uitzettingen worden afgeremd. Na tuurlijk zit hier meer aan vast; zo was ook de hoogte van de creditrente, die over de toevertrouwde middelen wordt vergoed, in het verleden niet immuun voor de veran derende omstandigheden. Maar men kan toch stellen, dat het bankwezen zich steeds op een redelijke wijze door tijden, die bij zondere eisen aan zijn beleid stelden, heeft heen geslagen. Dat heeft ondertussen telkens wel heel wat zorg en overleg ge- eist, zoals we ons in onze organisatie met name uit de diverse perioden van meer of minder sterke kredietbeperking maar al te goed herinneren. Thans beleven wij weer zo'n tijd van liqui- diteitsschaarste. Onze banken merken dat aan de toepassing van onze eigen liquidi teitsregeling, maar waar het ons in dit stuk om gaat is dat het hele bankwezen in ons land er mee te maken heeft. En dan komt de gedachte op, dat de kaarten voor de banken toch wel iets anders liggen dan in vorige vergelijkbare perioden. Wij zouden willen zeggen, dat de manoeuvreerruimte, die de banken nodig hebben voor die soe pele aanpassing aan de omstandigheden, door allerlei oorzaken toch wel beperkter is geworden. Wij constateren, dat de geldmarkt al ge ruime tijd zeer krap is. Het zeer grote te goed, waarover de Staat bij De Nederland- sche Bank beschikt, mag in dit opzicht niet vergeten worden. Wij constateren ver der, dat het onlangs door De Nederland- sche Bank ingevoerde systeem van indi recte kredietbeheersing - dat wij in ons januarinummer hebben uiteengezet - een fors bedrag van circa 5,65 miljard aan liquiditeiten van de banken opeist. Een be drag, dat naast kasgeldleningen vrijwel uit sluitend is samengesteld uit schatkist papier, waarvan de tarieven door de Staat zijn bepaald. Er is een situatie ontstaan, waarin de con currentie van de banken zich niet meer zo als vroeger voornamelijk toespitst op de debetkant, de rente verschuldigd door de kredietnemers, maar vooral op de credit- kant, de rente die voor toevertrouwde mid delen betaald wordt. Het systeem van in directe kredietbeheersing werkt dit in de hand, want naarmate een bank over meer liquiditeiten beschikt, is de kredietbeheer sing minder knellend en komt er ruimte voor de kredietverlening. Het gevolg daarvan is, dat de creditrentetarieven in de onderlinge mededinging naar spaar- en creditgelden omhoog gestuwd worden in een mate, die vroeger onder soortgelijke omstandigheden niet voorkwam. Dat is naar onze mening het bijzondere van de huidige periode van schaarste aan liquiditeiten. Het brengt met zich mee, dat als de huidige omstandig heden aanhouden, de rentabiliteit van de banken onder sterke druk komt te staan, omdat het moeilijk wordt een redelijke ren temarge tussen debet- en creditzijde te handhaven. Voor het goed vervullen van de banktaak, ook in moeilijke omstandig heden, is een bekwaamheid tot soepel aan passen noodzakelijk. Die bekwaamheid is er zeker, maar daarvoor hebben zij een manoevreerruimte nodig, die niet te veel ten gevolge van allerlei reglementeringen en voorschriften wordt ingeperkt. Wij zijn van mening, dat deze ruimte thans te be krompen dreigt te worden. ZO LIGT HET NU EENMAAL Voor iedere rechtgeaarde bankman is een tijd van liquiditeitsschaarste iets frustre- rends. In de 75 jaar van ons bestaan heb ben we daar van tijd tot tijd ondervinding genoeg mee opgedaan. Ook in onze da gen, nu de liquiditeitspositie ons ontegen zeggelijk beperkingen oplegt in ons kre- dietbedrijf, is het volkomen begrijpelijk, dat velen zich daar niet gelukkig onder voelen. Iedere bank wil graag kredietvra gers voorthelpen; afremmen heeft iets tegennatuurlijks, ook wanneer je heel goed weet dat afremmen nodig is, om de snel heid niet gevaarlijk te laten worden. Een oud probleem. Een probleem ook, waarvoor de Centrale Bank indertijd is op gericht. Men kan zelfs zeggen, dat de Cen trale Bank daarbij de zwartepiet toege speeld kreeg van de liquiditeitsbevvaking voor de hele organisatie. Geen benijdens waardige positie, maar er moet nu eenmaal in een organisatie van vele banken een in stantie zijn, die op dit gebied de regels geeft, ook wanneer die regels niet bij ieder een populair zouden zijn. We weten dit maar al te goed. Als we het soms door de ons hinderende omstandigheden een ogenblik vergeten, behoeven we maar te kijken naar de statutaire bepalingen. De Centrale Bank heeft uitdrukkelijk tot taak het geven van algemene regels voor het beleid van de leden met name ten aanzien van de solvabiliteit en de liquiditeit van de leden (art. 3 lid 2). De statuten van de ban ken sluiten zich hierbij in art. 3 lid 1 pre cies aan: de bank houdt zich aan de regels en voorschriften van deze Centrale Bank. Misschien vindt iemand zo'n beroep op statutaire bepalingen te formeel en krijgt hij een soort onheilsgevoel als hij aan de regelingen denkt, die er op gebaseerd zijn. Best mogelijk, maar laat hij dan toch even dieper doordenken. De liquiditeit is nu een maal een heel belangrijke factor in ons be drijf, voor de organisatie als geheel en voor iedere bank afzonderlijk. Ons systeem van centrale liquiditeitsbewaking heeft zijn deugdelijkheid in de loop der jaren te dik wijls bewezen, dan dat we het zouden wil len of kunnen missen. Al zouden we allen wel graag willen dat we die deugdelijkheid soms minder aan den lijve hoefden te voe len! Maar daar is in bepaalde omstandig heden nu eenmaal niet aan te ontkomen. De juiste houding is dan te beseffen, dat we samen met ons systeem door zo'n tijd van liquiditeitsschaarste heen moeten, leder dient zo nodig bereid te zijn daarvoor iets op te geven of uit te stellen wat hij nu graag zou willen. Frustrerend! Toch niet, wel onprettig, maar omdat we weten, dat we - het geheel en de delen - er gezond bij blijven, is de heilzame werking belang rijker dan de nare smaak van het middel. En mocht iemand nog twijfelen aan ons liquiditeitssysteem en de gewenstheid van aan de omstandigheden aangepaste regels daarvoor, laat hij zich de situatie van een bank voorstellen, die door liquiditeitskrap- te overvallen, er plotseling alleen voor komt te staan, zonder zich geruggesteund te weten door de hele organisatie. Zo'n bank zal aan den lijve nog wel iets anders voelen, dan nu gebruikelijk is. En laten we dan vooral niet zeggen, zo iets zou mijn bank niet overkomen, want de ervaring uit het verleden wijst uit dat de liquiditeits kwelling zich nu eens bij deze dan weer bij die kan voordoen. Gelukkig kunnen we er steeds voor zorgen dat het geheel li quide blijft; dat betekent ook dat er stuk voor stuk een groot deel van de banken is dat (nog) geen liquiditeitskrapte onder vindt, maar toch zich aan de strengere regels moet houden. Het hek zou van de dam zijn als we dit laatste niet zouden willen. Er zou dan een soort free for all ontstaan, met het gevolg dat sommigen vergenoegd in hun vuistje knijpen, maar vele anderen de dupe wor den. De eersten zouden trouwens spoedig tot hun schade en schande ervaren, dat hun vermeende voordeel in nadeel ver keert. Want de kracht van ons is, dat we de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 4