32 slotopmerking inkomen/financiering in landbouw Bij de financieringsmiddelen zijn twee hoofdgroepen te onderscheiden, te weten: 1. de eigen middelen. 2. de vreemde middelen. De eigen middelen bestaan voor het meren deel uit besparingen en afschrijvingen; daarnaast zijn ook de schenkingen en er fenissen niet onbelangrijk. Het aandeel van de eigen middelen in de financiering van de bruto-investeringen liep in 1972/73 ten opzichte van 1971/72 terug van 89 naar 82 Dit kan echter in zijn geheel toege schreven worden aan de genoemde toe name van de investeringen, hoewel het cij fer op zich zou kunnen duiden op minder goede financiële resultaten. Uit de toename van het liquiditeitensaldo blijkt te meer dat dit niet het geval is. Bij een toenemen de investering per bedrijf ligt het echter voor de hand, dat het aandeel eigen mid delen terugloopt. Bij een investering van bijvoorbeeld 20.000 zal gemakkelijker 80 met eigen middelen gefinancierd kunnen worden dan bij een investering van f 150.000. Het teruglopen van het aandeel eigen middelen is dan ook niet zo verwon derlijk, als het in eerste instantie lijkt. Naast de eigen middelen zijn de leningen op lange termijn van wezenlijk belang bij de financiering van de investeringen. Zij vormen als het ware de sluitpost bij de fi nanciering. Zoals is aangetoond kan deze „sluitpost" bij toenemende investeringen echter wel grote vormen aannemen. Het gemiddelde aandeel vreemd vermogen in de financiering bedroeg in 1972/73 slechts 18 maar dit wordt in belangrijke mate beïnvloed door het grote aantal relatief kleine investeringen, dat in zijn geheel met eigen vermogen wordt gefinancierd. Daar tegenover staat een aantal grote tot zeer grote investeringen met een aanmerkelijk geringer deel eigen vermogen. Bij deze investeringen hebben veel ondernemers de steun van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw nodig om voldoende finan cieringsmiddelen te kunnen opnemen. Als gevolg van een en ander steeg het vreem de vermogen op lange termijn met ruim 400 min, tegen 200 min in het voor gaande jaar. Ondanks het afgenomen aandeel eigen mid delen bij de investeringen is het aandeel van het eigen vermogen in het totale ver mogen in het onderhavige boekjaar toe genomen van 76,5 tot 78,4 De toename van het liquiditeitensaldo en de waardestijging van de veestapel zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. Bij het vreemde vermogen op lange termijn continueerde de tendens zich in die zin, dat het aandeel van de Rabobanken in het totale vreemd vermogen op lange termijn verder toenam tot circa 53 Dit gaat voor al ten koste van de familieleningen, die nog slechts 31 uitmaken. De mogelijkheid tot het verkrijgen van rentesubsidie op leningen bij erkende kredietinstellingen versterkt deze ontwikkeling. Het aandeel van de overige kredietverschaffers waar onder banken, particulieren en ruilverkave lingsleningen, blijft vrijwel constant op cir ca 16 Het financieringsbeeld van de landbouw is in het boekjaar niet ingrijpend gewijzigd. Het aanzienlijk verbeterde inkomen is voor een belangrijk deel aangewend voor inves teringen. Dit betreft vooreen deel uitgestel de investeringen, waarvoor in eerder sta dium de middelen ontbraken of is gewacht op de rentesubsidie. Deze investeringen brengen in het algemeen zware verplich tingen voor de komende jaren met zich mee, wanneer het aandeel vreemd vermo gen groot is. Deze verplichtingen kunnen bijzonder zwaar worden, indien bedrijfs resultaten enigszins teruglopen. Een on dernemer zal er dan ook voor moeten wa ken zijn bedrijfsvoering en de daarbij aan gegane verplichtingen niet te sterk af te stemmen op de rentabiliteit in een enkel jaar. Hoe kwetsbaar deze rentabiliteit is, bleek in enkele sectoren reeds in de afge lopen maanden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 34