de financiering van de investeringen ïVBESk Wkwsikm namen van 4.000 in 1970/71 geleidelijk toe tot 16.000 in 1972/73. Opmerkelijk hierbij is wel, dat het percen tage bedrijven, waarop werd ontspaard (in geteerd) in 1971/72 en 1972/73 vrijwel ge lijk was (13 ten opzichte van 11 ter wijl de gemiddelde besparing per bedrijf in het laatste jaar ongeveer 50 hoger was. Deze categorie omvat vrijwel algemeen be drijven zonder toekomstmogelijkheden. Door niet te voorziene omstandigheden (ziekte, misoogst) kan zich op ieder bedrijf een situatie voordoen, die ontsparing tot gevolg heeft. Doet een situatie van ontspa ring zich echter meerdere jaren voor op be drijven waar in de toekomst geïnvesteerd moet worden om „bij" te blijven, dan zal dit ernstige problemen geven, het „bij" blij ven kan er zelfs onmogelijk door worden. De bedrijven met ontsparing komen rela tief veel voor onder de akkerbouwbedrijven. Dit sluit aan bij de eerdergenoemde grote inkomensspreiding in deze groep; boven dien liggen de gezinsuitgaven gemiddeld op een iets hoger niveau. De besparingen vormen een essentieel on derdeel bij de financiering van de inves teringen. Dit betekent overigens niet dat alle besparingen worden aangewend ten behoeve van investeringen. De besparingen per bedrijf vertonen een veel gelijkmatiger verloop dan de investeringen. Op een be drijf, waar jaarlijks wordt bespaard, zal in het algemeen schoksgewijze worden ge- investeerd. Daarnaast wordt op een aantal bedrijven om verschillende redenen (bijv. in geval van oudere ondernemers zonder op volger), in het geheel niet meer geïnves teerd, terwijl wel wordt bespaard. Het aandeel van de besparingen, dat niet wordt geïnvesteerd, komt ten goede aan het liquiditeitensaldo. Dit omvat kas-, bank- en girosaldi, alsmede effectenporte feuilles. Door de genoemde inkomenspositie en de daaruit voortvloeiende besparingen is het niet verwonderlijk, dat in 1972/73 het liqui diteitensaldo fors is toegenomen. Van de 1.700 min, die door de landbouwbedrij ven in totaal werden bespaard, vloeide circa 700 min toe aan het liquiditeiten saldo. De gemiddelde investeringen per bedrijf lagen in 1972/73 evenals de eerder behan delde getallen op een aanzienlijk hoger niveau dan in de voorafgaande jaren. Dit is mede gestimuleerd door het in werking treden van de rentesubsidieregeling eind 1972. Bedroegen de netto-investeringen (bruto- investeringen na aftrek van de afschrij vingen) per bedrijf in 1971/72 gemiddeld 8.600, in 1972/73 was dit opgelopen tot gemiddeld 15.000. Echter ook met betrek king tot dit gegeven verschaft de spreiding meer informatie dan het gemiddelde. On danks de gemiddelde aanmerkelijk hogere investeringen, daalde het aandeel bedrij ven met des-investeringen slechts weinig, namelijk van 30 naar 25 Op deze be drijven is dus meer afgeschreven dan is geïnvesteerd. Hiervoor kunnen twee rede nen zijn, namelijk grote investeringen in voorgaande jaren, of het om eerderge noemde redenen achterwege laten van de investeringen. De bedrijven, waarop wel netto-investe ringen hebben plaatsgevonden moeten dus gemidcfeld aanmerkelijk meer geïnvesteerd hebben dan in 1971/72. Dit moet vooral ge zocht worden in de groep bedrijven met relatief grote investeringen. Dit sluit aan bij de structurele ontwikkeling, die momen teel plaatsvindt,. Naast kleine vervangings investeringen worden grote tot zeer grote investeringen gepleegd. Ook uit de rentesubsidie-aanvragen blijkt duidelijk deze tendens naar grote investe ringen per bedrijf. De investeringen waren in 1972/73 vooral gericht op een uitbreiding van de veesta pel. De C.B.S.-gegevens omtrent de om vang van de veestapel wijzen in eenzelfde richting. Daarnaast zijn ook de investe ringen in gebouwen fors toegenomen, mede ten gevolge van de gestegen bouw kosten. De komende jaren zullen de netto investeringen naar verwachting vooral ge richt blijven op de gebouwen. Ook voor gezinsuitgaven moet het besteedbaar inkomen toereikend zijn Uit het voorgaande blijkt, dat een be langrijk deel van de besparingen is aan gewend ter financiering van de investe ringen. Bij de nu volgende behandeling van de financiering van de investeringen zullen we uitgaan van de bruto-investe- ringen in tegenstelling tot eerdergenoem de netto-investeringen, omdat de afschrij vingen een belangrijk onderdeel zijn van de financieringsmiddelen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 33