29 drieërlei veiligheid landbouwkredietbanken tweeërlei opzet europese 'know-how' Praktisch onderricht in moderne ploegmethoden afgeremd. Op de eerste plaats voelen veel Afrikanen zich verplicht tot het doen van grote uitgaven: men heeft grote sociale verplichtingen. Daar komt bij dat zij hun besparingen, meer nog dan de gemiddelde Europeaan, geheim willen houden voor familie en omgeving. Voor de familie, om dat anders de familieleden in hun rijkdom willen delen, en voor de omgeving omdat men bang is voor jaloezie. Daarom geeft de Afrikaan zijn geld ook liever in bewaring aan een vertrouwde en discrete relatie in een andere plaats dan aan een dichtbij ge legen bank. Een bank is maar een onper soonlijke organisatie, zij werkt met inge wikkelde formulieren en formaliteiten en zij legt ieders bezit vast op papier, waar door de gegevens kunnen uitlekken en het is bovendien voor veel Afrikaanse spaar ders onleesbaar. Het door al die factoren teweeggebrachte wantrouwen is wel gro tendeels een gevolg van onbekendheid met banken en van het nog steeds verbreide analfabetisme, maar ten dele is het ook een normaal gevolg van de manier waarop vaak misbruik wordt gemaakt van de econo misch zwakke positie van de boer. Om niet van meet af aan kansloos te zijn bij haar pogingen om spaargeld aan te trekken, moet een bank of bankorganisatie aan een aantal voorwaarden voldoen, waar door men haar vertrouwt. In Afrika verlangt men daarvoor zekerheid op drie gebieden: de bank moet afdoende veiligheid bieden tegen alle gevaren van buitenaf, natuur rampen, brand, roof, etc.; de spaarder moet te allen tijde zijn tegoed onmiddellijk en gemakkelijk weer kunnen opnemen; en men moet de persoon van de kantoorhou der kennen en vertrouwen. In concreto houden deze eisen onder meer in, dat men een duidelijke voorkeur heeft voor vaste - dus niet-mobiele - kantoren, en dat de kan toorhouder de eigen taal van de streek moet spreken. Merkwaardig is dat de spaarders daarbij in eerste instantie geen rentevergoeding ver langen: zij zoeken in hoofdzaak veiligheid voor hun bezit, en dat is een belangrijk ge geven voor eventuele reclamecampagnes in Afrika. Rentebewust worden de spaar ders pas later, wanneer ze beseffen dat hun gelden produktief en rentegevend kunnen worden belegd. Een tweede belangrijk ge geven bij de werving van spaargelden is dat de Afrikaanse landbouwer bij voorkeur voor concreet aangegeven doeleinden spaart. Vaak worden daarbij spaarboekjes gebruikt die tabellarisch zijn ingericht en waarin de opschriften van de diverse ko lommen - schoolgeld, woning, zaden, mest, etc. - aan de omstandigheden zijn aan gepast. In veel Afrikaanse landen bestaan land- bouwbanken, of dergelijke banken zijn in voorbereiding. Men volgt daarbij twee me thoden: ofwel men begint landelijk en cen traal, doorgaans vanuit het regeringscen trum, van waaruit regionale en plaatselijke banken worden opgezet. Of men werkt ge decentraliseerd, door te beginnen in de dorpen waar plaatselijke bankjes worden opgericht, die dan later regionaal en ten slotte landelijk worden gebundeld. In West- Afrika zijn de meeste landbouwkredietban ken centraal opgezet en het zijn overheids- of semi-overheidsbanken. Deze banken hebben wel altijd spaargelden en deposito's geaccepteerd, maar serieuze propaganda- acties werden niet gevoerd en hun deposi to's bleven daardoor tot nu toe beperkt. Het is duidelijk dat dergelijke centraal op gezette banken het voordeel hebben van soliditeit met de staat zelf als stevige fi nanciële achtergrond. Ook de controle activiteiten zullen in deze banken in het algemeen grondig geschieden. Daar staat tegenover dat de spaargelden die bij der gelijke overheidsbanken binnenkomen vaak zullen worden aangewend ten behoeve van andere sectoren dan de landbouw. En bo vendien zal een overheidsbank vanuit haar centrale vestigingsplaats minder gemakke lijk contact krijgen met de boeren die lan delijk verspreid wonen. Men zal daartoe veel kantoren moeten vestigen en moeten werken - van meet af aan - met vrij veel en deskundig personeel. En daarbij is het de vraag of men voldoende geschoold per soneel bereid vindt om in de wildernis te gaan wonen. Bij een gedecentraliseerde opzet krijgen de banken gemakkelijker contact met de boeren. Daar staat tegenover dat, wanneer men begint met zulke kleinere lokale ban ken, veelal de middelen zullen ontbreken voor een degelijke opzet - men denke bij voorbeeld aan een voldoende veilig ge bouw - en voor een goede controle, en vooral ook voor de scholing en bijscholing van de verantwoordelijke functionarissen. Toch bestonden in januari 1973 in Afrika ongeveer 4.400 plaatselijke coöperatieve banken met in totaal ruim 430.000 leden. Daar de Afrikaanse landen onderling sterk verschillen, kan men moeilijk één uniforme formule geven voor de organisatiestruc tuur van het voor Afrika „ideale" bank systeem. Bij de vorming van dat bankwezen hebben zowel de landbouwers als de diverse over heden een taak. Door hulp vanuit de Euro pese landen, waar onze coöperatieve ban ken beschikken over een grote „know how", kan het groeitempo van de Afrikaan se agrarische investeringen aanzienlijk worden vergroot.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 31