27
besparingen in natura
familieschatten
besparingen in geld
De hoofdinhoud van het hierbij afge
drukte artikel is ontleend aan een le
zing van ir. Auguste Daubrey te Abidjan,
Ivoorkust. De heer Daubrey, geboren in
1930 te Troko in ivoorkust, gehuwd en
vader van zes kinderen, is algemeen
directeur van de in Abidjan gevestigde
B.N.D.A., de „Banque Nationale pour Ie
Développement Agricole". De heer
Auguste Daubrey is landbouwingenieur
(Ingénieur Agronome). Hij studeerde
van 1952 tot 1960 aan diverse Franse
universiteiten, o.a. in Toulouse. Die stu
dies in Frankrijk werden gevolgd door
een bliksemcarrière in zijn vaderland.
Van 1960 tot 1967 was ir. Daubrey ver
bonden aan het Ministerie van Land
bouw, oorspronkelijk als medewerker
aan de studiedienst van het ministerie,
later als adjunct-directeur en ten slotte
als directeur van het Directoraat-Pro-
dukten. In mei 1967 volgde zijn be
noeming tot hoofd van de groep Land
bouw aan het Nationale Bureau tot Be
studering van de Ontwikkeling, in juni
1968 werd hij directeur van de Meer
jarenplanning op het Planministerie, en
in maart 1970 werd hij ten slotte be
noemd tot algemeen-directeur van bo
vengenoemde Nationale Bank voor de
Landbouwontwikkeling. In de jaren
1961'68, '69 en '70 kon de heer Daubrey
zijn werkzaamheden voor telkens onge
veer drie maanden onderbreken voor
stages en langere studiereizen naar
Frankrijk en ook naar Amerika. Van
april tot juni 1969 was hij werkzaam op
de Wereldbank in Washington.
De Nationale Bank voor Landbouwont
wikkeling in Abidjan is een overheids
instelling. Zij is in 1968 opgericht. De
bank heelt een Raad van Bestuur, een
Algemeen Directoraat en, enigszins
ruw geschetst, vier afdelingen, waar
onder twee Directoraten. Van de Raad
van Bestuur, die 13 leden telt, worden
8 leden van overheidswege benoemd.
De heer Daubrey wordt als algemeen
directeur terzijde gestaan door een toe
gevoegd algemeen-directeur, de heer
Roland Favarel. De vier afdelingen van
de bank zijn: het Directoraat Credieten
(DCT), het Directoraat Administratie en
Financiën (DAF) - beide zijn uiteraard
weer onderverdeeld - een Algemene
Studiedienst en een afdeling Inspectie.
In de diverse regio's van Ivoorkust
heelt de bank 12 agentschappen, die
bemiddelen bij de verstrekking van kre
dieten en spaargelden in ontvangst
nemen.
Het land Ivoorkust is bijna tien maal zo
groot als Nederland en het telt ruim
5 miljoen inwoners. Het is sinds 1960
een onafhankelijke republiek. Onder
de bestaansbronnen speelt de land
bouw de belangrijkste rol, want daaruit
put, rechtstreeks of indirect, 80 procent
van de bevolking haar levensonder
houd. De export bestaat voor 85 pro
cent uit agrarische produkten, waar
onder koffie, cacao en hout de belang
rijkste zijn. Ivoorkust is de grootste
koflieleverancier van Afrika. Het land
heeft een druk bevlogen luchtnet met
verschillende nationale luchthavens,
waarvan er een ligt bij de hoofdstad
Abidjan. Deze stad, die 650.000 inwoners
telt, is tevens de belangrijkste zee
haven van het land.
Men vindt er echte wolkenkrabbers. De
betekenis van de stad kan in de nabije
toekomst nog aanzienlijk toenemen
doordat men aan de stranden in de
onmiddellijke omgeving van Abidjan het
toerisme gaat bevorderen door een zo
genaamd ,,Rivièra-project", dat voorziet
in de bouw van hotels, zwembaden,
sportaccommodatie, etc.
Al ontbreekt op dat punt allerlei cijferma
teriaal, toch blijkt uit talloze gegevens, niet
het minst uit de bestaande traditionele
spaarsystemen, dat de Afrikaanse boeren
tot sparen in staat zijn. Zij sparen zowel in
natura als in geld. In natura spaart men le
vensmiddelen, vooral in de vorm van graan.
Indien enigszins mogelijk houdt men daar
van een voorraad aan, die voldoende is
voor het gebruik van een jaar, maar in de
armste streken vormt men oogstreserves
voor 2, 3 of 4, of zelfs voor meer jaren. Het
is duidelijk dat men daarin een soort ver
zekering ziet tegen rampen en misoog
sten. Een bijna automatisch optredend ge
volg van die grote en lang aangehouden
voorraden is, dat vaak een deel van de
voorraad bederft. Op grond van die erva
ring heeft de regering van Mali de boeren
aangezet tot het houden van mestvee,
waarbij een deel van de graanvoorraad kon
worden gebruikt als veevoeder. Aan dat
advies gaven zij weliswaar gevolg, maar nu
bleken ze geneigd om, in plaats van het
graan, het vee te lang aan te houden: ze
weigerden het na de mestperiode te ver
kopen of zelf op te eten. Zo leidde de
spaarzaamheid van de landbouwers in bei
de gevallen tot een zekere verspilling. In
principe kan de overheid ook dat nadeel
opvangen, bijvoorbeeld doordat overheids
organen - of particuliere organen onder
overheidstoezicht - de voorraden of het ge
meste vee op tijd en tegen behoorlijke
prijzen overnemen en de verdere opslag en
verhandeling deskundig verzorgen. Maar
ook met pogingen in die richting stuitte
men zowel in Mali als in Ivoorkust op ver
zet van de boeren, die uit veiligheidsover
wegingen hun voorraden niet willen afsto
ten.
Een andere vorm van besparingen zijn in
Afrika de zgn. „familieschatten". Zij zijn
nog veel moeilijker van de eigenaars los te
weken dan het reeds genoemde graan of
vee. Zij bestaan, naar gelang streek en be
volking, uit de meest uiteenlopende dingen:
voorwerpen van goud of in bladgoud, ivoor,
koper, ijzer, e.d. Daaronder vindt men zo
wel voorwerpen met algemeen erkende
handelswaarde als in commercieel opzicht
waardeloze „statussymbolen" en persoon
lijke of familiesouvenirs. De familieschat
ten zijn onvervreemdbaar, en ze staan
daardoor buiten het normale economische
verkeer. Men geeft er zelfs geld voor uit
om de familieschat te vergroten, en men
„bevriest" daardoor de in geld gedane be
sparing. De gezamenlijke waarde van deze
Afrikaanse familieschatten is volslagen on
bekend.
Daarnaast vindt men in Afrika reserves in
de vorm van geld. Daartoe behoren ook de
pakketten bankbiljetten, die door de eige
naars worden verstopt in de daken van hun
huizen of hutten, of in de grond. Soms
belopen die verborgen spaarpotten aan
zienlijke bedragen, in bepaalde delen van
Ivoorkust zijn zelfs bedragen van 500.000
W.A.Francs 5.500,-) niet zeldzaam. Deze
reserves zijn niet onvervreemdbaar, maar
ze worden toch ook niet geïnvesteerd en
ze zijn om meerdere redenen praktisch
even moeilijk voor belegging los te krijgen
als de familieschatten. Veel eigenaars zijn
namelijk bang, dat hun familierijkdom be
kend wordt in hun omgeving, want dat zou
tot gevaarlijke jaloezie kunnen leiden.
Bovendien wil men te allen tijde over zijn
geld kunnen beschikken.
Ook vertrouwt men zijn geld wel toe aan
een betrouwbaar ver familielid, aan een
missionaris, of aan een bank in een vreem
de stad. De redenen daarvoor lopen uiteen
en ze zijn niet altijd even fraai. Soms ont
trekt men zich op die manier aan sociale
verplichtingen, ook tegenover de eigen
familie. De gedachte is dan dat iemand,
die zijn geld heeft „afgegeven" ook bij
voorbeeld tegen behoeftige ouders gerust
kan zeggen, dat hij „geen geld heeft".
Maar ook zulke in bewaring gegeven gel-