nadere kennismaking met een
dochter: de lage landen n.v.
22
taken die op elkaar aansluiten
Op het eerste gezicht lijkt het vreemd, dat uitgerekend
bankinstellingen er behoefte aan hebben een afzonderlijke
maatschappij met een afzonderlijke financieringstaak op
te richten.
In een gesprek, dat wij onlangs met de beide directeuren,
de heer N. H. Boot en mr. J. M. Vullings van de Financie
ringsmaatschappij De Lage Landen N.V. hadden, is echter
duidelijk naar voren gekomen, dat zo n financieringsmaat
schappij door haar werkwijze en haar benadering van een
specifiek gedeelte van de financieringsmarkt wel degelijk
- ook binnen onze organisatie - een eigen plaats kan
innemen.
De Lage Landen, die in 1973 haar 5e boekjaar heeft af
gesloten en waarvan het aandelenkapitaal voor 75 in
handen is van de Centrale Bank en voor 25 in handen
van Interpolis, is een instelling die aanvullend op de taak
van onze banken werkt. De cijfers tonen aan, dat de Rabo-
banken meer en meer het belang van deze „dochter" van
onze organisatie gaan inzien.
De heren Boot en Vullings zijn enthousiaste mensen, die
zich met hun medewerkers - er zijn er zo'n 30 - op hun
kantoor in Aalst met kennelijk plezier voor hun taak in
zetten. Het zijn, zo hebben we bemerkt, mensen die graag
over hun werk praten en die vooral graag willen dat de
banken weten wat De Lage Landen is, doet en kan doen.
Ze zeiden ons: de materie is voor de banken nog wat
vreemd, maar heus, het is niet zo moeilijk als het lijkt.
Daar hebben ze gelijk in! De Lage Landen moet er o.i.
maar op rekenen, dat de weg naar Aalst, althans figuurlijk,
overal in de organisatie gauw bekend wordt. De Lage
Landen, een vertrouwd begrip en een vertrouwde naam.
Ons gesprek was bedoeld om, om in aansluiting op het
artikel, dat mr. Vullings voor ons oktobernummer 1973
schreef, eens wat meer over de plaats en het werk van
deze financieringsmaatschappij te weten te komen. Wij
zijn begonnen bij het begin: waarom De Lage Landen in
onze organisatie?
Tussen een bank en een financieringsmaatschappij bestaat
op het punt van het uitzettingsbedrijf geen principieel ver
schil. Beide kennen bepaalde financieringsmogelijkheden
voor zowel de produktieve sector - de bedrijven - als de
consumptieve sector - de particulieren! Het verschil is
gradueel: waar de mogelijkheden van de bank - die het
gehele terrein van het bancaire bedrijf bestrijkt - ophou
den, daar begint de taak van de op een enkel deelterrein
gespecialiseerde financieringsmaatschappij. Bij de accep-
tatie van de financieringen in de produktieve sector staan
voor een plaatselijke bank twee punten centraal: de zeker
heidsstelling en de financiële positie van de debiteur.
Dit laatste wordt beoordeeld naar solvabiliteit, rentabiliteit
en liquiditeit. Ten aanzien van de zekerheid bestaan ver
schillende mogelijkheden, bijvoorbeeld hypotheek, borg
tocht, eigendomsoverdracht, Borgstellingsfonds voor de
Landbouw (agrarische posten), e.d. Er zijn echter grenzen
aan wat de bank kan doen. Een daarvan is de zekerheids
norm op roerend goed. Bijvoorbeeld een transportonder
nemer, die verder geen enkele zekerheid dan de aan te
kopen vrachtauto kan bieden, kan bij een Rabobank 50%
financiering krijgen op een nieuwe vrachtauto. Deze kost
echter een ton. Als de ondernemer niet over 50.000,-
aan eigen middelen beschikt, kan de bank hem niet verder
helpen. Dan kan de financieringsmaatschappij ten tonele
komen.
Het komt ook voor, dat een bank ondanks vertrouwen in
het bedrijf van de aanvrager, toch gezien de beperkte
solvabiliteit afwijzend moet beslissen. Dat zal zich met
name kunnen voordoen als het jonge ondernemers betreft,
die hoe zeer ook capabel, nog geen voldoende eigen ver
mogen hebben kunnen opbouwen. De financieringsmaat
schappij kan dan vaak helpen, want bij deze ligt het accent
wat minder op de solvabiliteit van dat moment en meer
op de potentiële rentabiliteit in de toekomst. De heer Boot
zei het zo: bij de acceptatie vragen wij ons in de eerste
plaats af „wat kan dan de aanvrager met het gefinancierde
object verdienen?".
In de consumptieve sector ligt het natuurlijk anders, maar
ook daar kan De Lage Landen een goede aanvulling op de
bank zijn. Zeer veel particulieren behoren tot de relatie
kring van de banken door girale salarisbetaling, spaar
boekje of privé-rekening. Retail-banking op grote schaal
vraagt op het gebied van kredietverlening een andere mar
keting aanpak dan de whole-salesector. Dr. Verhage
maakte onlangs nog de vergelijking tussen confectie (re-
tail) en maatwerk (whole-sale). Confectieverkoop, dus
meer op de massa afgestemde en derhalve snellere en
daardoor minder diepgaand beoordeelde verstrekking van
financieringen, verdraagt zich echter niet altijd met de
solvabiliteit of de liquiditeit van de plaatselijke bank.
Echter ook de persoonlijke lening van de plaatselijke bank
is niet altijd geschikt voor deze massa-verkoop; deze is
immers meer voor de eigen, bekende relatiekring bestemd.
Vooral, wanneer de bank contacten onderhoudt met leve
ranciers, die ten behoeve van de financieringen van hun
cliënten graag de bemiddeling van hun bank inroepen,
blijkt de eigen persoonlijke lening van de bank niet altijd
voldoende soelaas te bieden. In dit verband was het inte
ressant te horen, dat De Lage Landen overweegt in de
toekomst ook persoonlijke leningen te verstrekken.
Daar is, uitgaande van haar aanvullende taak, veel voor te