de landbouwbegroting in de
tweede kamer
Vergeleken met het algemene
Nederlandse economische
beleid, achtereenvolgens met de
machtigingswet, de
prijsmaatregelen en de
maatregelen tot ontspanning en
vraagvergroting, maakt het
landbouwbeleid een stabiele
indruk. De behandeling van de
landbouwbegroting betekende
een stil moment voor onze
volksvertegenwoordiging, die
tevoren Minister Lubbers over de
gevolgen voor de middenstand
van de prijsmaatregelen aan de
tand voelde en die daarna
Minister Vorrink een ongewenst
steuntje in de rug voor het
milieubeleid wilde geven. Beziet
men echter het landbouwbeleid
van wat dichterbij, dan is er toch
wel beweging te constateren.
15
drs. m. I. de heer
de prijzen
Voor de heer Van der Stee was de begrotingsbehandeling
eind januari zijn eerste optreden in het Parlement als
Minister van Landbouw en Visserij. Hij heeft de taak van
de heer Brouwer, die om gezondheidsredenen terug is
getreden, overgenomen en daarmede ook diens begroting
voor 1974 en de Memorie van Toelichting daarop. De heer
Van der Stee kreeg, toen zijn benoeming bekend werd,
van de landbouwvoormannen als hoogste waardering „het
voordeel van de twijfel". Het moet hem daarom goed
hebben gedaan, dat de heer Tuinman, vertegenwoordiger
van de voornaamste oppositiepartij de VVD, in de Tweede
Kamer zei: „Tot dusverre hebben degenen die nogal vlot
waren in hun negatieve oordeel over de opvolger van
mr. Brouwer geen gelijk gekregen". Ir. Tuinman liet wel
direct blijken dat de wijze waarop het grondbeleid door de
nieuwe Minister behandeld zou worden een belangrijk ge
geven zou zijn voor zijn uiteindelijk oordeel.
Minister Van der Stee stelde later in het debat dat de
tegenstellingen over de grondpolitiek sterk worden over
dreven; hij is daarin dezelfde mening toegedaan als de
fractievoorzitter van de KVP, de heer Andriessen. Deze
politieke brandstof zou wel eens weinig explosief kunnen
blijken te zijn.
Het „Groene Front" in de Tweede Kamer, wellicht wat
uitgedund maar toch nog steeds aanwezig, had weinig
moeite met de begroting van de Minister, die zich overi
gens zeer begrijpelijk ervan onthield hete hangijzers als
de grondpolitiek aan te pakken. Misschien wel kenmer
kend voor deze sector van beleid was het niet de oppositie,
verpersoonlijkt door de heren Tuinman en Waalkens (VVD),
Tolman (CHU) en Berger (DS 70), die dwarshouten in de
discussie wierpen, maar de minder door de wol geverfde
progressieve woordvoerders ir. Voortman, mevrouw De
Boois (beiden PvdA) en de heer Beekmans (D 66). De heren
De Koning (AR) en Hutschemaekers (KVP) droegen mate
riaal aan om de Minister tot beleidsuitspraken te krijgen
over een verscheidenheid van onderwerpen, zich daarbij
ervan bewust zijnde dat de Minister het nu eenmaal niet
alleen voor het zeggen heeft en zich reeds daarom moet
beperken. De heer De Bekker (KVP) was gedurende de
gehele behandeling steeds in de buurt van de interruptie
microfoons met de bedoeling om, puttend uit een lang
durige ervaring, de verschillende sprekers zonodig met
de voeten op de grond te zetten.
In parlementaire kringen zijn de Europese landbouwprijzen
voor het seizoen 1974-75 geen aanleiding tot ernstig ver
schil van mening geweest. Dit gold zowel voor het Neder
landse parlement als voor het Europese parlement. De
meeste parlementariërs schaarden zich in het conflict tus-