14
coöperatie in het spanningsveld
concentratie met behoud van karakteristiek
coöperatiebelangentegenstellingen
verzoenen
cogeca
een gemeenschappelijk standpunt, waarbij de een, het
COPA, meer de nadruk op het politieke argument en de
ander, COGECA, meer de nadruk op het economische
argument legt.
Voor ons land is de Nationale Coöperatieve Raad voor
Land- en Tuinbouw lid van COGECA. De heer Mertens,
voorzitter van de N.C.R., plaatste in zijn inleiding de coöpe
ratie midden in het spanningsveld tussen de primaire
produktie en de markt. In de meeste E.E.G.-staten behoren
de coöperaties op tal van gebieden tot de toonaangevende
ondernemingen. Op de E.E.G.-markt zien zij zich vooral
tegenover de multinationale ondernemingen geplaatst.
De ontwikkeling heeft meegebracht, dat het lidmaatschap
van de coöperatie minder vrijblijvend kan zijn dan vroeger.
Leveringsplicht en leveringsrechten worden tegenwoordig
scherper gedefinieerd, contractteelt en verticale integratie
worden meer en meer toegepast. Dit alles hangt samen
met de noodzaak meer marktgericht op te treden en die
nauwere oriëntatie van de landbouwproduktie is een posi
tieve waarde in het kader van het E.E.G.-landbouwbeleid.
De heer Mertens staat t.a.v. dit beleid een nauw overleg
voor tussen standsorganisatie en coöperaties. De contac
ten zijn goed, maar zij kunnen nog verbeterd worden door
in de organen van de coöperaties één of meer personen
op te nemen, die een vooraanstaande positie in een land
bouworganisatie bekleden.
Door de Gemeenschappelijke Markt is de bescherming
weggevallen, waaronder lokale en zelfs regionale coöpera
ties vroeger werkten. Omdat de marktpartners van de
coöperaties een hoge concentratiegraad laten zien, is het
naar de mening van de heer Falkenstein, voorzitter van het
Duitse Bundesverband der Raiffeisen-Warengenossen-
schaften noodzakelijk in de toekomst te blijven streven
naar een grotere concentratie op het gebied van de coöpe
ratie. Hij toonde met cijfers aan, dat die tendens er ook is,
vooral in Denemarken, Duitsland en Nederland.
Daarbij moeten we het als onze plicht beschouwen onze
karakteristieken van zaken doen ook bij de grote onder
nemingen te behouden: bijzondere verplichtingen tegen
over de leden, de principes van eigen hulp, medeverant
woordelijkheid en inspraak. Hij wees op het gevaar van
vooroordelen tegen de coöperaties, Ook het probleem van
kapitaalverschaffing kan voor de concentratie moeilijk
heden geven. Een beroep op buitenlandse kapitaalver
schaffers acht de heer Falkenstein uitgesloten, terwijl ook
een internationale samenwerking in de vorm van inter
nationale concerns, die volgens een eensluidend plan
werken, niet mogelijk en niet gewenst moet worden ge
acht. De heer Falkenstein wees er echter op, dat de
coöperaties hun mogelijkheden tot samenwerking over de
grenzen heen wel degelijk uitbuiten en dat ook moeten
doen, zowel op economisch gebied alsook in het organi
satorische vlak.
Het betoog, dat de heer Buttimer, voorzitter van de Irish
Agricultural Organisation Society hield over coöperaties
als verenigingen van boeren, was enigszins sociologisch
getint. De landbouwcoöperaties worden geconfronteerd
met een snel veranderende landbouw. Een coöperatielid is
tegenwoordig minder geïnteresseerd in de sociale doel
stellingen, maar meer in de doelmatigheid van zijn coöpe
ratie. Ook is het ene lid anders bij de coöperatie betrokken
dan het andere. Het behouden en verstevigen van de con
tracten met de leden is vooral voor de grote coöperaties
een acute opgave.
Doordat er efficiënte en minder efficiënte boeren bestaan,
is er potentieel tussen beide groepen de mogelijkheid van
belangenbotsing. Zo'n botsing kan zich ook voordoen
tussen, wat de heer Buttimer noemt, coöperatieleden op
korte en lange termijn, waarbij het dan gaat om de vraag
of de winst onmiddellijk moet zijn dan wel of deze over
een langere periode moet worden uitgespreid. Toch maakt
juist de aard van de coöperatie deze meer dan enige
andere onderneming geschikt om de botsende belangen
van verschillende soorten boeren, ook bijvoorbeeld kleine
en grote, tot elkaar te brengen en met de onderscheiden
heid in belang rekening te houden.
De heer Buttimer was van mening, dat er geen tegen
strijdigheid moest bestaan tussen het doel de inkomens
van de boeren te verbeteren en het streven om tegelijker
tijd voedsel tegen een redelijke prijs aan de consument
te verschaffen. Deze beide aspecten komen in artikel 39
van het Verdrag van Rome naar voren. Juist de coöperatie,
die dicht bij producent en consument staat, is bij uitstek
in de gelegenheid te tonen, dat er geen tegenstrijdigheid
is. Men kan daarom zelfs zeggen, dat de coöperaties een
publiek doel hebben, dat geheel in de lijn ligt van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Op grond daarvan
meent de heer Buttimer, dat coöperaties aanspraak mogen
maken op een speciale erkenning door de nationale re
geringen en de E.E.G., Zo'n erkenning moet vooral prak
tische gevolgen hebben voor de rol, die de coöperaties bij
uitvoering van het beleid kunnen spelen.