wob
wob
4
had eigenlijk al sinds jaar en dag een
soort schaduwachtig bestaan. Maar nu dit
bestaan helemaal ophoudt, is het aardig
nog eenmaal bij die Grondkapitaalbank
stil te staan.
De geboorte van deze bank dateert van
1927 en de oprichting was een initiatief
van de Utrechtse Centrale Bank. De volle
naam luidt Coöperatieve Grondkapitaal
bank voor de Landbouw U.A. Die naam
was wel eens misleidend, want 'grond-
kapitaal' had niets met bodem, akkers of
weiden te maken, maar duidde op vast
kapitaal of stichtingskapitaal.
In de jaren 1925-30 deed zich een sterke
uitbreiding voor op het gebied van land
bouwcoöperaties. Coöperatieve zuivelfa
brieken, aan- en verkoopverenigingen, vei
lingen e.d. hadden echter moeite het voor
expansie benodigde geld aan te trekken.
De te lenen bedragen waren meestal te
groot om door de eigen leden verschaft te
worden en te klein voor een beroep op
het grote publiek via een emissie van een
obligatielening. De Centrale Bank en de
aangesloten banken konden in die tijd ook
niet voldoende helpen, omdat zij door der
gelijke leningen te snel illiquide zouden
worden.
In de Grondkapitaalbank werd een middel
gezien om gezamenlijk de nationale kapi
taalmarkt toegankelijk te maken voor de
behoefte van de coöperaties aan vast ka
pitaal. Om de Grondkapitaalmarkt in de
ogen van het publiek het nodige vertrou
wen te geven, werden de Utrechtse Cen
trale Bank en 438 van haar aangesloten
banken niet alleen de oprichters maar ook
lid. Zij waren de 'steunende leden'. Daar
naast waren er de 'profiterende leden',
nl. de krediet behoevende landbouwcoö
peraties. Voor het emitteren van obligatie
leningen en voor het verkrijgen van beurs
noteringen bleek medewerking nodig van
een grote commerciële bank. Die werd ge
geven door de Incasso-Bank, wier direc
teur aanvankelijk zitting kreeg in de Raad
van Toezicht van de Grondkapitaalbank.
De Grondkapitaalbank heeft haar taak ver
vuld vooral in de eerste jaren, maar de toen
aanwezige uitbreidingsperiode maakte al
snel plaats voor de crisistijd van de dertiger
jaren. Een latere opleving, die eerst wel
voor de Grondkapitaalbank voorzien werd,
bleef uit omdat er toen andere mogelijk
heden waren voor de voorziening van vast
kapitaal.
Bij het sluiten van de boeken blijkt er
voor de aandeelhouders een bedrag van
rond 1.450.000,- beschikbaar te zijn.
Naast de oude Utrechtse Centrale Bank
en 513 van haar aangesloten banken, be
zitten ruim 100 landbouwverenigingen aan
delen. Het bij liquidatie vrij gekomen saldo
zal naar de maatstaf van het aantal aan
delen over de leden worden verdeeld.
Met de Grondkapitaalmarkt is een oud
stukje coöperatiefinanciering uit een heel
vroegere periode verdwenen.
GRIJP 5
Onder deze naam is met ingang van het
nieuwe schooljaar 1973/74 door onze ban
ken een spaarplan voor jeugdigen gebracht,
dat als het ware een schakel vormt tussen
het schoolsparen en ,,De Zilvervloot"; het
vulde het gat tussen deze beide spaarvor-
men op.
Het aantrekkelijke van „Grijp 5" was, dat
de Rabobank aan hen, die de 5-jarige spaar-
termijn voltooien en overigens aan de ge
stelde voorwaarden voldoen, boven de ge
bruikelijke rente voor direct opvraagbare
spaargelden, een spaarpremie verstrekt van
25 over het totaal van de gedurende de
spaartermijn ingelegde bedragen.
Zoals steeds bij de introductie van een nieu
we spaarvorm waren de meningen van de
directies en medewerkers van de aangeslo
ten banken niet overal gelijk. Zij varieerden
van „al weer iets nieuws", gepaard gaande
met een wat sceptische houding en aanvan
kelijke gereserveerdheid, tot enthousiaste
uitlatingen als „een schot in de roos". Vast
staat echter, dat bij de meeste banken
„Grijp 5" een zeer positief onthaal gevon
den heeft.
Dit blijkt ook uit het feit, dat er enkele goe
de suggesties zijn gekomen om de regeling
nog wat aan te vullen en te verbeteren. Vele
banken gaven er de voorkeur aan ook voor
de „Grijp 5"-regeling het spaarjaar gelijk
te doen zijn aan het kalenderjaar. Dat geeft
aansluiting bij de Jeugdspaarwet, is admi
nistratief gemakkelijker en biedt een betere
mogelijkheid de jonge spaarders uit te leg
gen wat de voorwaarden en mogelijkheden
van de regeling zijn. Een andere suggestie
betrof de premie. Vele banken hebben er
voor gepleit de premie van 5 niet alleen
te berekenen over het in totaal door een
deelnemer gespaarde bedrag (maximaal
1.000,-), maar ook over de daarop in
totaal gekweekte rente. De methodiek wordt
ook daardoor meer gelijkend op de Jeugd
spaarwet en het maakt bovendien de „Grijp
5" nog eens extra aantrekkelijk.
Beide suggesties zijn thans, na beraad o.m.
in de Technische Overlegcommissie Spaar-
vormen, in de regeling verwerkt.
Heeft dus de actie „Grijp 5" bij de banken
al direct een goede respons gevonden,
minstens zo belangrijk is, dat hij ook in on
derwijskringen zeer positief is ontvangen.
Daar bestaat algemene waardering voor de
opzet en het educatieve karakter van het
spaarplan. Op tal van basisscholen zijn in
middels door de medewerking van de
schoolhoofden, folders, brieven en stickers
aan de jongeren uitgereikt. Ook de vervolg-
scholen (M.A.V.O., H.A.V.O., agrarische
scholen, e.d.) werden en worden op grote
schaal benaderd. Onze spaaradviseurs zijn
in dezen actief, terwijl ook de adviseurs van
de Stichting Educatieve Reizen het belang
van Grijp 5 onderstrepen.
Zelfs op scholen, waar de Rabobank overi
gens geen rol op het gebied van het school
sparen speelt, werd graag medewerking aan
het Grijp 5-spaarplan gegeven.
Natuurlijk is Grijp 5 thans nog niet overal en
volledig ingeburgerd. Maar de ervaringen in
de paar maanden, die sinds de introductie
zijn verlopen, laten duidelijk zien, dat dit
spaarplan beslist anders is dan één van die
soort nieuwigheidjes, die als zij eenmaal
gepresenteerd zijn een levensduur als van
een ééndagsvlieg blijken te bezitten. Grijp 5
heeft toekomst! Waarom? Omdat het spaar
plan bij de betrokkenen zelf aanslaat, bij de
banken, de onderwijskringen en niet te ver
geten bij de jongeren zelf. Een onzer banken
meldde na enkele dagen loketactie al 28
nieuwe deelnemers!
Het ontwerpen van nieuwe spaarvormen is
heel moeilijk, vooral omdat het terrein al zo
afgegraasd is, maar Grijp 5, toont, dat het
lukt als zo'n plan in een duidelijke behoefte
voorziet.
DE STRUCTUURCOMMISSIE VOOR HET
EERST BIJEEN
De structuurcommissie, die vorig jaar door
de Centrale Kringvergadering benoemd
werd, is, zo kan men zeggen, een kind van
de fusie tussen de beide vroegere Centrale
Banken. Toen in de fusiebesprekingen de
statutaire en reglementaire regeling voor
de toekomstige ene organisatie uitvoerig
aan de orde kwamen, doken er herhaalde
lijk allerlei kwesties en vragen op, waarvan
het belang onderkend werd, maar die op
dat moment voor het eigenlijke samengaan
niet essentieel waren. In het vooruitzicht
werd daarom gesteld na het tot stand ko
men van de fusie een structuurcommissie
in te stellen, die de aan de dag getreden
aspecten te samen met eventuele andere
punten van structurele aard, aan een stu
die zou onderwerpen.
Die belofte is gestand gedaan en op 14 de
cember 1973 vond de eerste vergadering
van de Structuurcommissie plaats. De heer
Mertens, voorzitter van de Raad van Be
heer, had de leiding en de commissie, die
uit 18 leden bestaat, zag hem geflankeerd
door vijf leden van de Hoofddirectie aan
een der lange zijden van de ongeveer ova
le tafelbeschikking zitten.
Een ronde tafelconferentie was het overi
gens niet, maar deze vergadering leek er
toch wel iets op. Door de Centrale Bank
was een soort groslijst van onderwerpen
opgesteld, waarover een vrije discussie ge
voerd werd. Uit de commissie kwam de
vraag, of de Raad van Beheer en de Hoofd
directie al hun mening konden geven. De