vanaf de
tribune
35
Onze wens (zie het novembernummer) om
in januari met tien ingezonden stukjes te
komen, is niet vervuld. Zo gaat dat, als men
zich laat verleiden te veel te vragen!
We zijn echter blij met de ene reactie, die
we ontvangen hebben. In de vorige afleve
ring van deze rubriek pleitte de heer De
Jong voor een actief meespelen van bin
nen uit. Welnu, de inzender van deze
maand denkt er kennelijk net zo over en
geeft het goede voorbeeld.
Geachte redactie,
Naar aanleiding van uw verzoek om reac
ties of ingezonden stukjes voor de rubriek
„Vanaf de tribune" in het novembernum
mer van de Rabobank wil ik u vragen voor
wie dit blad eigenlijk bestemd is.
Bij de inhoudsopgave staat vermeld wat de
doelstelling van de Centrale Bank is. Er
staat ook vermeld dat de Rabobank een
voortzetting is van de bladen Boerenleen
bank en Raiffeisenbode.
De inhoud van het blad is in het algemeen
gericht op de monetaire problemen en
geeft reacties op politieke maatregelen.
Daarnaast geeft het blad enige informatie
over de Centrale Bank en dan in het bij
zonder over het bestuur en het beheer van
de Centrale.
Uit dit alles meen ik te concluderen dat
dit blad alleen bestemd is voor de Cen-
rale Bank en dan nog in het bijzonder voor
de staf en het bestuur hiervan.
De plaatselijke banken die toch feitelijk de
Centrale Bank uitmaken komen slechts ter
sprake bij de verslagen van de Kringver
gaderingen. Deze verslagen zijn echter
zo algemeen dat men de vergadering bij
gewoond moet hebben om gegeven advie
zen te begrijpen of om te weten dat er be
paalde adviezen gegeven zijn.
Als personeelslid van een plaatselijke bank
doet zo'n verzoek om ingezonden stukjes
dan een beetje vreemd aan vooral omdat
men op bepaalde artikelen toch wel wil
reageren maar men meent dan het risico
te lopen te reageren op een artikel dat al
leen voor de Centrale Bank bestemd is.
Ondanks het voorgaande zijn er in de loop
van het jaar toch enkele artikeltjes ver
schenen die de plaatselijke banken raken.
Naar aanleiding van uw verzoek wil ik hier
op alsnog een reactie geven. Het betreft
in de eerste plaats de in het september
nummer genoemde „Stichting hulp perso
neel Rabobanken".
Zo'n stichting voor het personeel is in mijn
ogen alleen maar toe te juichen. Maar zo
als gebruikelijk zit ook hier een „maar"
aan.
Het blijkt namelijk dat niet alle banken
hieraan deelnemen. In de praktijk zal dit
betekenen dat die banken geen hulp zullen
ontvangen. Als de betreffende bank toch
besluit om enige hulp te bieden aan een
personeelslid dan zal deze hulp relatief
minder zijn dan de mogelijkheden die de
stichting heeft.
Het volgende punt is dat u dit artikel ge
plaatst heeft en dat naar alle waarschijn
lijkheid de betreffende personeelsleden dit
artikel ook gelezen hebben. En als deze
personeelsleden net zo goed geïnformeerd
zijn als ik zullen ze
a. niet weten of hun bank deelneemt aan
de stichting,
b. niet weten wat het allemaal inhoudt,
c. het bijzonder op prijs stellen dat hun
bank ook gaat deelnemen aan de stich
ting.
Op de tweede plaats wil ik reageren op
het artikel „Het sociale beleid bij de Cen
trale Bank" in het februarinummer van dit
jaar.
Hoewel hier duidelijk sprake is van de
Centrale Bank heeft dit artikel toch ook
duidelijk betrekking op de plaatselijke ban
ken.
In het artikel wordt gesproken over de
primaire en secundaire arbeidsvoorwaar
den. Aagnaande dit onderwerp wordt dui
delijk gemaakt dat deze voorwaarden al in
gebruik zijn bij de Centrale Bank en ook
bij de aangesloten banken. Opvallend in
dit artikel vind ik dat er staat dat het bo
venstaande door het personeel van de
Centrale Bank is geaccepteerd. In deze
tijd van inspraak en overleg had mij de zin,
na onderling overleg, beter in de oren ge
klonken.
Terugkomend op de plaatselijke banken
moet ik stellen dat van overleg of accep
teren van arbeidsvoorwaarden helemaal
geen sprake is. Veel van mijn collega's zijn
van het bestaan van deze voorwaarden op
de hoogte gebracht door dit artikel. Het
lijkt mij zinvol dat ook het personeel van de
aangesloten banken een oordeel kan geven
over de voor hen geldende arbeidsvoor
waarden.
Om een juist oordeel over de gang van za
ken ten opzichte van het personeel te be
werkstelligen lijkt het mij zinvol dat er een
vereniging komt waar het personeel van de
plaatselijke banken terecht kan, en die de
belangen van dit personeel behartigt.
Aangezien ik mag veronderstellen dat een
zodanige vereniging bij de Centrale Bank
en enkele grote banken bestaat zou ik hen
willen verzoeken hun ervaring en kennis
ook in dit geval in dienst te willen stellen
van de plaatselijke banken. En er aan mee
te werken dat zo'n vereniging van de grond
afkomt.
Hoogachtend,
J. Heuveling
Hoogeloon
NASCHRIFT:
1. Met het eerste gedeelte zijn wij het
helemaal niet eens. Wij gaan er niet breed
op in, bijvoorbeeld door aan de hand van
de verschenen nummers aan te tonen, dat
het heel anders ligt dan de inzender denkt.
Ons blad is bestemd voor lezers onder de
beheerders en personeelsleden van de
aangesloten banken en van de Centrale
Bank, en tevens voor een brede relatie
kring van deze beide.
De inzender zal inzien, dat een blad als
het onze onmogelijk telkens de individuele
interesse van iedere lezer kan bevredigen.
Zelfs binnen de eigen organisatie, binnen
de eigen bank loopt de belangstelling sterk
uiteen. Waar de een graag meer hoort over
de liquiditeitsregeling of de indirecte kre-
dietbeheersing, verwacht een ander vooral
details van kredietvormen of van arbeids
voorwaarden.
De geregelde lezer weet, dat er verschei
denheid is. De rode draad wordt echter
gevormd door zaken die de organisatie ra
ken. Daartoe behoort zeker de „informa
tie over de Centrale Bank" en haar werken.
Juist deze informatie richt zich op een an
dere kring dan die van de Centrale Bank,
haar bestuur of staf.
2. Dat personeelsleden van onze banken,
zoals inzender, met bepaalde voor hen van
belang zijnde regelingen niet op de hoogte
zouden zijn, betreuren wij.
De Centrale Bank deelt de door haar op
gestelde regelingen mee aan ieder van
haar aangesloten banken. Het is hun taak
en verantwoordelijkheid om, wanneer zij
een en ander voor hun personeel willen
toepassen, hun medewerkers daaromtrent
genoegzaam in te lichten. Wanneer dat
door drukte af en toe achterwege blijft, is
dat misschien begrijpelijk, maar het is on
juist en het verzuim moet hersteld worden.
3. In het slot raakt de inzender aan een
complex probleem. Op bladzijde 7 van dit
nummer vindt men er iets meer over. Ook
bij de Centrale Bank leven bepaalde vra
gen op dit terrein, waarop voor onze or
ganisatie passende antwoorden gezocht
worden, maar die niet altijd voor het op
rapen liggen.