geld- en kapitaalmarkt 34 b. van der meer en mevr. mr. h. besangon kapitaalmarkt Het jaar 1973 zal de geschiedenis ingaan als het jaar waarin niet alleen de aandelenmarkt grote fluctuaties ver toonde en valutaonrust aan de orde van de dag was maar ook het jaar waarin de rentestand van zowel de geld- als de kapitaalmarkt aan grote schommelingen onderhevig was. Bedroeg het rendement op langlopende, hoogrentende staatsleningen in maart ca. 6,8% en in augustus ca. 8,5%, in november was dit weer teruggelopen tot ca. 8% terwijl in december een rendement gemaakt werd van ca. 9,5 De oorzaken van deze verschillen hebben uiter aard niet alleen in ons land zelf gelegen; zij werden zelfs voor een groot deel bepaald door het buitenland. In het eerste kwartaal van 1973 werd de rente sterk be- invloed door de verschillende valutacrises die in februari en maart optraden. Met name de dollar moest het ont gelden en veel buitenlands kapitaal kwam o.a. naar Neder land waardoor de binnenlandse liquiditeiten zeer ruim werden. Teneinde de toestroming van vreemd geld niet nog meer te stimuleren werd welbewust de rente door De Nederlandsche Bank via een aantal maatregelen kunst matig gedrukt. Bovendien was zowel van de zijde van de overheid als vanuit de particuliere sector betrekkelijk weinig vraag naar lang kapitaal zodat ook hiervan geen rentestijgend effect uitging. Het feit dat de geldmarkt tarieven in het eerste kwartaal bijzonder laag waren zal zeker op de verminderde vraag naar lang kapitaal van beslissende invloed zijn geweest. In het tweede kwartaal trad echter een verandering op. Na de dollarcrisis in maart waren een aantal Europese valuta's, waaronder de gulden, gaan zweven t.o.v. de dollar onder gelijktijdige revaluatie van de mark. De toe vloed van vreemd kapitaal naar ons land begon sterk terug te lopen, welke tendens nog werd versterkt door de speculatie in de Duitse mark welke eind juni opnieuw resulteerde in een revaluatie van deze munteenheid bin nen het zwevende E.E.G.-valutablok t.o.v. de dollar. Door deze ontwikkeling en door de sterke stijging van de rente in het buitenland zag De Nederlandsche Bank zich ge noodzaakt in de periode juni t/m augustus het disconto viermaal te verhogen waardoor het promessedisconto van 4V2 op 7V2 werd gebracht. De vrees voor een toe vloed van buitenlandse middelen was inmiddels achter haald. Nu de lage geldmarkttarieven hadden plaatsgemaakt voor zeer hoge en de kapitaalmarktrente steeg werd aan de aanbodzijde terughoudendheid betracht met name door de beleggingsinstellingen, die een groot deel van hun mid delen liquide hielden in de hoop dat onder invloed van de gebeurtenissen de rente voor het lange geld nog verder zou gaan stijgen. In een kort tijdsbestek zette de rente stijging zich inderdaad voort en bereikte in augustus haar voorlopig hoogtepunt; waarbij de geldmarkttarieven voor het eerst uitkwamen boven die van de kapitaalmarkt. In het derde kwartaal werd het aanbod op de kapitaal markt groter o.m. door het feit dat de beleggingsinstel lingen hun in het tweede kwartaal opgebouwde liquide middelen gingen beleggen nu de kapitaalmarktrente zo sterk was'aangetrokken. Mede hierdoor en onder invloed van de ontwikkelingen in het buitenland trad begin okto ber een lichte rentedaling in. Deze daling werd tevens gestimuleerd door het feit dat de regering in september met maatregelen kwam om de inflatie krachtig te gaan bestrijden. O.m. werd de gulden met 5% gerevalueerd terwijl voorts maatregelen werden getroffen om de prijzen met niet meer dan 6% te laten stijgen. De verwachting was dat in het voorjaar van 1974 door een afzwakking van de conjunctuur en een terugdringen van de inflatie naar ca. 6% de kapitaalmarktrente naar beneden zou gaan tenderen. Door de plotseling opgetreden energiecrisis zijn alle prog noses plotseling op losse schroeven komen te staan. Aan de rentedaling die zich in het buitenland voorzichtig begon te manifesteren werd niet alleen een halt toegeroepen; zij verkeerde zelfs in een wederom stijgende richting. Tot tweemaal toe ontstond hierdoor voor De Nederlandsche Bank aanleiding tot verhoging van het bankdisconto en wel zodanig dat het promessedisconto begin december een percentage van 9 bereikte. Tengevolge van de olie boycot, die speciaal tegen ons land was gericht ontstond er steeds meer wantrouwen tegen de gulden als valuta hetgeen resulteerde in een steeds toenemend aanbod van buitenlandse zijde van Nederlandse obligaties waardoor de koersen van de obligaties steeds meer onder druk kwamen te staan. Een en ander werd nog bevorderd door het verschil in renteniveau met het buitenland. In decem ber werd op langlopende staatsobligaties dan ook een rendement gemaakt van ca. 9,4 Zal deze tendens, nl. van een steeds hoger wordende rente, zich voortzetten in 1974? Duidelijk is geworden dat door de sterk verhoogde prijzen van de grondstoffen, waaronder olie, de inflatie in 1974 zeer hoog zal zijn. Het Centraal Planbureau heeft al een becijfering gemaakt van een inflatiepercentage van rond de 13. Voorts is van belang voor de toekomstige renteontwikke ling hoe de verhouding tussen vraag en aanbod op de kapitaalmarkt zal komen te liggen. Zeker is wel dat de spaarquote een flinke daling zal ondergaan. De eerste indicaties daarover geven te zien dat de spaarquote van 21,5% in 1973 zal teruglopen tot 17% in 1974. T.a.v. de kredietvraag kan gezegd worden dat deze zich in 1974 op hetzelfde niveau lijkt te gaan bewegen als in het afge lopen jaar. Als resultaat zal dan ook voorlopig gerekend moeten worden op een iets grotere vraag dan aanbod van lang kapitaal. Dit gegeven gevoegd bij de inflatieverwachting geeft aan leiding tot de uitspraak dat in de komende tijd het hui dige hoge renteniveau geen substantiële verlaging zal ondergaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 36