33 overleg gevallen ook van andere personeelsleden van de bank. Wellicht nog belangrijker is evenwel de in artikel 43 geopende mogelijkheid om met name te noemen daden van bestuur en be heer over te laten aan bepaalde bestuurs leden of aan een bepaald bestuurslid dan- wel aan de directeur. Deze bepaling houdt in feite een erkenning in van de omvang van de taak van het be stuur en biedt tevens de mogelijkheid om - indien nodig - maatregelen te nemen door aan het bestuur de bevoegdheid te geven een deel van zijn bestuurstaak door een ander te doen uitvoeren. Het gebruik maken van deze bevoegdheid kan worden samengevat onder het begrip mandate ring". Indien een bestuur een mandateringsbe- sluit neemt, met andere woorden besluit een deel van zijn bevoegdheden aan een ander, bijvoorbeeld de voorzitter of de di recteur, over te dragen, betekent dit van zelfsprekend niet, dat het bestuur zou zijn ontslagen van zijn verantwoordelijkheid voor de door die ander genomen beslis singen. Het bestuur blijft als zodanig zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de Algemene Vergadering behouden. In artikel 43 wordt ook met zoveel woorden gesteld, dat het bestuur slechts kan man dateren met behoud van eigen verant woordelijkheid. Dit betekent, dat het noodzakelijk is, dat achteraf controle uitgeoefend moet wor den op de gemandateerde bevoegdheden, ook al kunnen op de basis daarvan ge nomen beslissingen niet meer ongedaan gemaakt worden. Bij een onjuist gebruik van de gemandateerde bevoegdheden kan de mandatering echter wel weer wor den ingetrokken. Ten overvloede willen wij nogmaals bena drukken, dat in het kader van een manda tering genomen beslissingen niet terug gedraaid kunnen worden. Omdat dit verstrekkende gevolgen kan hebben, dient een besluit tot mandatering tevoren zeer goed overwogen te worden. In dit licht dient ook het in artikel 43 inge bouwde overleg met de Centrale Bank te worden bezien. Vanzelfsprekend is het niet de bedoeling van de Centrale Bank om middels deze bepaling in te grijpen in de bevoegdheden van het Bestuur van een aangesloten bank, doch beoogd is slechts om een begeleiding vanuit de Centrale Bank terzake van een dergelijke beslissing te verzekeren. Dit lijkt des te belangrijker wanneer men het gehele scala van mogelijkheden over ziet. Wanneer een bestuur immers op een bepaald moment tot de conclusie komt, dat bepaalde zaken door anderen uitge voerd moeten worden, dient onvermijdelijk de vraag beantwoord te worden wat ge mandateerd moet worden en aan wie. Wan neer men de vraag stelt welke taken ge mandateerd kunnen worden, blijkt dat op grond van de ruime formulering van arti kel 43, in beginsel een bestuur zou kunnen beslissen vrijwel zijn hele taak door ande ren te doen uitvoeren. Slechts een enkele beslissing, zoals bijvoorbeeld het aanne men van nieuwe leden, is op grond van wettelijke bepalingen niet voor mandate ring vatbaar. Het behoeft natuurlijk geen enkel betoog dat het geenszins de bedoe ling van deze bepaling is geweest, dat het bestuur hiervan op deze wijze gebruik zou maken. Er zal trouwens ook geen enkel be stuur zijn, dat deze bepaling aldus zou uit leggen, omdat het in feite niets anders zou betekenen dan het zichzelf overbodig ma ken. Binnen de Centrale Bank zijn terzake een aantal gedachten ontwikkeld, welke in het kader van het hiervoor bedoelde overleg als uitgangspunt zouden kunnen dienen. Het moge wellicht overdreven lijken, doch hierbij is centraal gesteld, dat een manda- teringsbesluit slechts dan genomen dient te worden, indien daaraan door de aard en de omvang van de werkzaamheden be hoefte bestaat. Hiermede wordt bedoeld aan te geven, dat mandatering nooit een doel op zichzelf dient te zijn. Met inacht neming van dit uitgangspunt zijn er nog een aantal bestuurstaken welke in begin sel niet voor mandatering in aanmerking komen. Zo behoren taken van het bestuur, welke een verenigingsrechtelijk karakter hebben, niet gemandateerd te worden. Als voorbeeld kan worden genoemd, het aan bieden van het jaarverslag aan de Alge mene Vergadering. Dit kan natuurlijk niet worden gemandateerd aan bijvoorbeeld de directeur. Daarnaast is statutair geregeld, dat het be stuur voor diverse zaken de goedkeuring van de Raad van Toezicht nodig heeft. Waar aan deze een zodanig gewicht is toegekend, dat vooraf een uitspraak van de de Raad van Toezicht vereist is, dienen deze zaken naar ons oordeel niet geman dateerd te worden. Het vorenstaande neemt natuurlijk niet weg, dat een groot aantal zaken wel voor mandatering vatbaar is. Te denken valt bijvoorbeeld aan financieringsaangelegen heden, personeelszaken en de dagelijkse bedrijfsvoering. Het terrein is in feite zo ruim, dat ook hier weer een verfijning moet worden aange bracht in de taken welke wel en niet voor mandatering in aanmerking komen. Daar naast dient natuurlijk niet uit het oog te worden verloren aan wie gemandateerd wordt. De organisatie van het bedrijf van de bank en in het bijzonder de persoon lijke kennis en ervaring van degene aan wie gemandateerd wordt, kunnen van gro te invloed zijn op de uiteindelijke beslis sing. Wanneer wij de gehele problematiek over zien, kan worden gesteld, dat het bestuur van een bank middels artikel 43 van de sta tuten de mogelijkheid heeft zijn taak te doen verlichten door een onderlinge taak verdeling danwel door een deel van zijn taak te doen overnemen door de directeur. Anderszijds dient een zo groot aantal fac toren bij de besluitvorming te worden be trokken, dat een diepgaand overleg zowel binnen het bestuurscollege als met de Cen trale Bank als voorwaarde gesteld moet worden. Een aldus genomen beslissing kan heilzaam voor een bank werken, doch een bestuur dient nooit uit het oog te verliezen, dat een te gemakkelijk genomen besluit onaangename gevolgen kan hebben.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 35