mandatering
van
bestuursbevoegdheid
32
mr. j. g. zwierenberg
In discussies binnen de kring
van coöperatieve en koninklijk erkende
verenigingen wordt wel eens de vraag
gesteld welk college binnen de vereniging
de hoogste macht heeft.
Sommigen (de meerderheid) zijn van
oordeel, dat de algemene vergadering als
hoogste macht aangemerkt moet worden.
Anderen menen evenwel, dat het
bestuurscollege gezien moet worden als het
belangrijkste orgaan van de vereniging.
Wanneer dit onderwerp aan de orde gesteld
wordt, is iedereen zich ervan bewust, dat
gepoogd moet worden een antwoord te
geven op een in feite academische vraag.
taken van een bestuur
In dit artikel zullen wij niet proberen deze
vraag op te lossen, daargelaten of een dui
delijk antwoord al mogelijk zou zijn. Ook in
de literatuur wordt hierover namelijk ver
schillend gedacht.
In feite achten wij deze formeel-juridische
vraag voor het praktisch functioneren van
het bankbedrijf van minder belang. Belang
rijker is immers welk orgaan het meest is
betrokken bij de dagelijkse gang van zaken.
Hierover bestaat eigenlijk nauwelijks ver
schil van mening.
Zonder het belang van een Raad van Toe
zicht of een Algemene Vergadering te willen
ondergraven, menen wij toch zonder meer
te kunnen stellen, dat het bestuurscollege
het nauwst bij het dagelijks gebeuren is be
trokken. Ook in de statuten van de aange
sloten banken is hiervoor een indicatie te
vinden. De taak van de Raad van Toezicht
en de Algemene Vergadering is namelijk
duidelijk omlijnd. Anders is het evenwel met
de taak en bevoegdheden van het bestuurs
college. De statuten zeggen hieromtrent,
dat het bestuur belast is met de taken en
bevoegdheden, welke bij wet en statuten
niet aan andere organen zijn voorbehouden.
Uit deze formulering blijkt reeds dat het be
stuur het aangewezen orgaan is om behalve
alle met name ook alle niet met name ge
noemde taken uit te voeren.
Juist het complex van niet met name ge
noemde onderwerpen kunnen een belasting
gaan vormen, omdat deze in een steeds
sneller onwikkelende maatschappij vooreen
bestuurscollege een steeds belangrijkere
plaats gaan innemen. Het lijkt ons niet over
dreven te stellen, dat in bepaalde gevallen
de taak dermate omvangrijk wordt, dat het
bestuur zonder hulp en zonder nadere voor
zieningen bijna onmogelijk de haar opge
dragen werkzaamheden naar behoren zou
kunnen uitvoeren. Vanzelfsprekend is het
volstrekt niet de bedoeling hiermede af
breuk te doen aan de kwaliteit van de be
stuurscolleges. In tegendeel kan worden
gesteld, dat een groep van niet-professio-
nelen bovendien nog parttime een onge
looflijke taak verricht.
Teneinde de omvangrijke taak van het Be
stuur te verlichten zijn in de statuten enkele
bepalingen opgenomen, welke het bestuur
de mogelijkheid bieden een deel van zijn
taak door anderen te doen uitvoeren.
Voor een goed begrip is het wellicht nuttig
nog eens de exacte formulering van de taak
van het bestuur te bezien zoals deze in de
model-statuten is opgenomen.
Artikel 35 van de model-statuten zegt hier
omtrent, dat het Bestuur ten aanzien van
bestuur, beheer en vertegenwoordiging alle
bevoegdheden heeft voor zover de wet en
de statuten niet anders bepalen. Zonder na
dere voorzieningen zou dit betekenen, dat
het Bestuur niet alleen vrijwel alles zelf zou
moeten beslissen, doch ook nog dat het al
zijn beslissingen zelf zou moeten uitvoeren.
Eerder genoemde voorziening nu is getrof
fen in artikel 43 van de statuten. Allereerst
wordt hier bepaald, dat het Bestuur be
voegd is volmacht casu quo procuratie te
verlenen om namens de bank te handelen
en te tekenen. Deze bepaling levert in de
praktijk weinig moeilijkheden op. Procura
tie is een dermate bekend begrip dat zij bij
vrijwel niemand meer vragen oproept. Het
is een duidelijke zaak, dat het bestuur niet
al zijn beslissingen zelf kan uitvoeren, doch
dat zij in vrijwel alle gevallen gebruik maakt
van de diensten van de directeur of in vele