31 nieuw muntstelsel paradepaardjes circulatie gouden 20-franc-stukken, alsmede zilveren munten van 5, 2, 1 en V2 franc. Hierop komt wel de beeltenis van keizer Napoleon voor, maar de munttekens op de achterzijde, een visje en de ra van een schip, betekenen dat Utrecht de muntplaats was en de munt voor circulatie in Nederland was bestemd. Op de echte Franse munten wordt de muntplaats met hoofdletters aangeduide, bijvoorbeeld voor Parijs de hoofdletter 'A'. Na de val van Napoleon wordt ons land, verenigd met het huidige België, 'Het Koninkrijk der Nederlanden'. Tot 1839 heeft dit koninkrijk 2 muntplaatsen, nl. Utrecht en Brussel. Om volledig te zijn, moet men van de meeste munten van koning Willem I twee exemplaren hebben, namelijk van elk munthuis één. Wederom komt er een nieuw muntstelsel, maar nu een, dat behoudens een kleine uitzondering, tot op heden bleef gehandhaafd. Nieuw waren de gouden tientjes en gouden vijfjes. De gouden dukaten kregen wederom het oude aanzien, dat wil zeggen zoals ze waren tijdens de Republiek der Zeven Provinciën. Na de inhuldiging van koning Willem I werd met spoed een nieuwe rijksdaalder geslagen, speciaal voor de handel op de Oostzeelanden. Op deze rijksdaalder komt nog niet het beeld van de koning voor, maar hij was gelijk aan de zilveren dukaton van vóór de Franse tijd met het jaartal 1815 of 1816. Deze vrij zeldzame munt kreeg de naam van 'de rijksdaalder de staande man', dit vanwege de staande ridder op de voorzijde. Proefslag Gouden Tientje zilveren. De gouden munten verloren hun karakter als wettig betaalmiddel en verdwenen uit de omloop. Tot 1875 werden geen gouden tientjes geslagen! Om aan de behoefte van gouden munten voor internationale transacties te voldoen, werden genoemde 'negotie-penningen' ingevoerd. Zijn deze gouden munten, waarvan de op achterzijde gewicht en goudgehalte vermeld staan, nl. 900/1000 of 2V2 karaat, buitengewoon zeldzaam, die van onze verzameling zijn 'proefslagen', dat wil zeggen geslagen met een gepolijste stempel. Zij zijn dan ook de paradepaartjes van onze collectie! Een muntje dat ook niet onvermeld mag blijven is het kleine zilveren stuivertje (ter grootte van een halve cent), waarvan er in 1848 slechts 100 stuks zijn geslagen. Op de in mei jongstleden te Amsterdam gehouden veiling veranderde zo'n stuivertje voor 7.500,- (plus 15% provisie) van eigenaar. Ook dit muntje is voor ons een parade paardje! De overige munten van het koninkrijk, vanaf rijksdaalder tot het halve centje zijn voldoende bekend. Onze verzameling bevat ontwerpen van een rijksdaalder, een gulden en een kwartje in 1926 gebeeldhouwd door de beeldende kunstenaar Huib Luns (vader van oud minister Luns), alsmede enige misslagen, een aantal falsificaties en vanzelfsprekend de zinken munten, die tijdens de Duitse bezetting in omloop zijn geweest. Of deze verzameling zowat compleet is? Zeker niet! Als men bedenkt dat het koninklijk penningkabinet, de Rijksmunt en De Nederlandsche Bank, die reeds meer dan een eeuw verzamelen nog steeds geen complete verzameling hebben, mag u dat van onze verzameling zeker niet verwachten. Daar komt nog bij dat de ons ontbrekende munten tot de zeldzame behoren en slechts sporadisch worden aangeboden. Een andere factor is, dat bij een eventuele aanbieding van zeldzame exemplaren, de bank een goede prijs wil betalen, maar niet de absurde bedragen, die tegenwoordig soms door verzamelaars of instellingen worden betaald. Vanaf 1817 kwamen in omloop de bij de verzamelaars zeer gewilde 3-gulden- stukken, waarvan het eerste jaar en het in 1823 in Brussel geslagen stuk nog aan onze collectie ontbreken. (In 1817 slechts 12 stuks geslagen). Speciale aandacht verdienen wel de onder de koningen Willem II en Willem III geslagen 'gouden negotie-penningen' in coupures van 20, 10 en 5 gulden, ook wel 'dubbele, enkele en halve gouden Willem' genoemd. Het slaan van deze munten had een bijzondere reden. In 1847 wordt door de regering over gegaan van de gouden standaard op de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 33