30
muntenverzameling
de tachtigjarige oorlog
de bataafse republiek
Spaanse Mat
en zilveren Carolus-guldens, zilveren
krabbelaars (4 stuivers) e.a.
Onder Philips II en de aartshertogen
Albertus en Isabella (dochter van koning
Daalder Albertus en Isabella
Philips) komen daar nog de Philips-
daalders bij met kleinere coupures zoals
V2, Vs, V10 en V20, gouden dubbele en
enkele 'Alberdijnen'.
Deze zilveren hele en halve daalders
komen in onze collectie voor. 'Daalders'
zijn het eerst geslagen in Bohemen.
Daar bevonden zich rijke zilvermijnen in
de omgeving van de plaats Joachimsthal,
behorende aan de graven Von Schlick.
Deze heren gingen over tot de uitgifte
van zilveren munten die de naam
'Joachimsthaler' kregen, die later 'taler'
werden genoemd en in ons land als daalder
bekend werden (30 stuivers). Als de rijks
regeringen grotere daalders van 50
stuivers gaan uitgeven, ontstaat de naam
'rijksdaalder'.
In 1568 komen de Nederlandse gewesten
in opstand tegen Philips II, wat de 80-jarige
oorlog tot gevolg heeft. In deze strijd
worden steden dikwijls voor lange tijd door
de Spaanse troepen belegerd.
Verstoken van alle toevoer, dus ook van
munten voor het doen van de nodige
betalingen, wordt men genoodzaakt
tijdelijk zelf geld te slaan.
Van bijna alle belegerde steden zijn nood
munten in onze verzameling aanwezig,
ook de zeldzame, uit geperst papier
vervaardigde, noodmunten van de stad
Leiden van het beleg van 1574.
Na de afzwering van Philips II ontstond
de republiek der Zeven Provinciën. Alle
provincies mochten eigen gouden en
zilveren munten in omloop brengen, maar
waren gebonden aan de daarvoor door het
Dubbele Gouden Dukaat
Ha/ve Dukaton
bestuur der republiek uitgevaardigde
voorschriften.
Zo moest op alle munten de tekst
'Concordia Res Parvae Crescunt'
(eendracht maakt macht) voorkomen.
Ofschoon door verschillende provincies
geslagen, werden deze munten in alle
landsdelen als betaalmiddel geaccepteerd.
De meest bekende provinciale munten
zijn: de gouden rijders en dukaten en de
zilveren leeuwendaalders (de eerste in
1575 in Holland geslagen), drie-, twee- en
éénguldenstukken, stuivers en dubbele
stuivers (later dubbeltje), schellingen en
de bronzen duiten (Vs stuiver).
Niet onvermeld mag blijven de in 1586
geslagen, zeer mooie Leicesterreaal
(Leicester was korte tijd bestuurder van
de Republiek).
Naast de provinciale munten was een
uitgebreid aantal munten in omloop van
steden, die op een of andere wijze
muntrecht hadden verworven.
Van bijna alle steden die muntrecht
hebben gehad, zijn enkele munten in onze
verzameling opgenomen.
Tegen het einde van de 18e eeuw houdt
de republiek op te bestaan. Ook in ons
land onderging een groot deel van de
bevolking de invloed van de ideeën van
de Franse Revolutie en ontstond de
strijd tussen de patriotten en de prins-
gezinden.
Met behulp van de Fransen worden de
patriotten de baas en krijgen wij hier
„De Bataafse Republiek". In ons
muntstelsel komt weinig verandering.
De meeste munten blijven gehandhaafd,
ook de aanduiding van de provincies.
Een nieuwe, later zeldzame munt is het
2V2-stuiver stuk.
Wel groot is de verandering tijdens het
Koninkrijk van Lodewijk Napoleon. Er
komen nieuwe gouden dukaten, met op de
ene zijde de beeltenis van de koning
en op de andere zijde óf het oude beeld
van de staande ridder, óf het
koningswapen. Nieuw zijn ook de gouden
20 en 10 gulden stukken. Deze zullen
later tot de zeldzaamste onder de
Nederlandse munten behoren.
In omloop komen munten van 50 en 10
stuivers, guldens en een bijzonder muntje
van '9V2 Grote' (een groot was een
V2 stuiver).
In 1811 wordt Nederland ingelijfd bij
Frankrijk, derhalve een Franse provincie.
Gedateerd met 1812 en 1813 komen in