hoofdlijnen
van het nieuwe systeem
van indirecte kredietbeheersing
Zoals bekend heeft
De Nederlandsche Bank met de
representatieve organisaties van
de coöperatieve banken en
handelsbanken alsmede met de
P.T.T. overeenstemming bereikt
over de invoering van een
nieuw systeem van indirecte
kredietbeheersing. In dit blad is
reeds enkele malen ingegaan op
een aantal aspecten van dit
nieuwe kredietbeheersings
systeem thans zal getracht
worden de hoofdlijnen van dit
systeem te schetsen.
inleiding
kredietbeheersing direct en
indirect
22
drs. h. visser
Volgens de Bankwet van 1948 heeft De Nederlandsche
Bank (afgekort D.N.B.) onder meer tot taak de gulden zo
danig te reguleren als voor ons land het meest dienstig is
en daarbij die waarde zoveel mogelijk te stabiliseren. Om
aan deze taak inhoud te geven voert zij een monetaire
politiek (geldpolitiek). De monetaire politiek kan omschre
ven worden als het treffen van die maatregelen die tot doel
hebben invloed uit te oefenen op de wijze waarop het geld
zijn economische functie vervult. Het komt erop neer de
geldhoeveelheid - in de ruime zin - in de samenleving te
beïnvloeden.
Zo zal van een krapgeld-politiek een remmende invloed
uitgaan op de economische activiteiten, terwijl een ruim-
geld-politiek stimulerende impulsen kan geven aan de
economie.
Onder de geldhoeveelheid in de ruime zin wordt niet al
leen het chartale geld-, bank- en muntbiljetten en munten-
en het girale geld verstaan, doch ook die schuldtitels die
snel en gemakkelijk in geld zijn om te zetten zoals kort
lopende termijndeposito's, schatkistpapier, vreemde va
luta's, kas- en daggeldleningen. De monetaire politiek die
zich richt op de beïnvloeding van de geldhoeveelheid, zal
zich derhalve bezighouden met de beïnvloeding van boven
genoemde liquiditeiten en omdat onder deze liquiditeiten
een aantal vorderingen op het bankwezen vallen - giraal
geld, termijndeposito's, daggeldleningen - zullen de mo
netaire maatregelen grote invloed uitoefenen op het bank
wezen.
In Nederland kennen wij echter de goede omstandigheid
dat voordat D.N.B. komt met (monetaire) maatregelen, er
vooraf overleg plaats heeft met de representatieve orga
nisaties van het bankwezen. Ook bij de invoering van het
nieuwe systeem van indirecte kredietbeheersing is er veel
vuldig overleg geweest.
Bij het monetaire instrument van kredietbeheersing dient
men een onderscheid te maken tussen directe en indi
recte kredietbeheersing. Tot medio juli 1972 kenden wij in
Nederland het systeem van directe kredietbeheersing.
Directe kredietbeheersing stelt zoals het woord reeds aan
geeft normen ten aanzien van het volume der kredietver
lening. Dit systeem dat met enige onderbreking zo'n
twaalf jaar bestaan heeft, schreef een bepaald percentage
voor waarmee de korte kredietverlening gedurende een
aantal maanden ten opzichte van de omvang van krediet
verlening uit de basisperiode mocht toenemen. Over
schreden de banken dit percentage dan diende een be
drag ter grootte van de overschrijding bij D.N.B. renteloos
aangehouden te worden.
In het einde der zestiger jaren is hierbij ook nog de norm
voor het lange bedrijf gekomen. Deze norm hield in dat de
toename in de lange uitzettingen niet meer mocht bedra
gen dan de groei in de lange middelen (voornamelijk
spaargeld).
De laatste jaren zijn evenwel bezwaren gerezen ten aan
zien van een langdurige toepassing van een systeem van