standaardisering gewenst open staan voor de gehele veredelingssector 15 voor zijn financieringsbehoefte de toegang wordt ontzegd tot andere mogelijkheden, die bij de bank open staan. En gesteld, dat een boer na afloop van zijn contract zich om financiële redenen als het ware genoodzaakt ziet tegen zijn zin aan continuering van het contract mee te werken, dan kan hij zijn problemen aan ons voorleggen en wordt zijn geval op zijn eigen merites beoordeeld. Bij het zoeken van een oplossing daarvoor, worden wij niet gehinderd door het bestaan van een financieringsregeling voor het contract, dat de boer liefst niet wil continueren. Er is nog iets anders. Elke aanvraag van een boer aan een bank om onder een bepaalde regeling gefinancierd te worden, wordt op zijn eigen merites beoordeeld. De aanvraag wordt afgewezen, indien financiering naar het oordeel van de bank niet in het belang van de boer is. Dat zal het geval zijn, indien bijvoorbeeld blijkt, dat de lasten de boer boven het hoofd zouden groeien, kortom indien hij uit financieel oogpunt teveel hooi op zijn vork zou dreigen te nemen. Het gaat er de bank om, dat de boer er door de financie ring van het contract niet slechter maar beter op wordt! Er is geen sprake van dat de bank een bepaald contract zou pousseren, enkel omdat zij dan financieringen kan ver strekken. Maar gegeven het feit, dat vele pluimvee- en varkens houders e.d. voor zich zelf voordelen in zo'n contract zien, trachten wij hen door een pasklare financieringsregeling te helpen die voordelen te bemachtigen. Doordat wij ech ter bij de toepassing van die financieringsregeling ieder geval op zich zelf beoordelen naar de normale maat staven van gezonde rentabiliteit, voldoende eigen ver mogen en toereikende vakbekwaamheid voorkomen wij, dat de boer zich met een contract zó vast legt, dat er een voor hem nadelige binding zou ontstaan. Kritiek is wel geuit op de inhoud van de contracten die door de „afnemende onderneming" aan de individuele boer-producent ter tekening worden voorgelegd. Wij geloven, dat die kritiek heilzaam is, want het hangt niet alleen van de uitvoering van het contract af, maar ook van de inhoud daarvan, of de boer er baat bij heeft. Het valt buiten het bestek van dit artikel om een uitvoe rige beschouwing aan de inhoud van de contracten te wijden. Van wezenlijk belang voor de boer is o.i., dat de verplichtingen en risico's van de contractpartners duide lijk, houvastgevend omschreven worden. Indien het con tract een min of meer gedetailleerde prijsregeling beoogt en men dus niet volstaat met een vaste prijs of de markt prijs op het moment van afname, is het o.i. gewenst, dat de overeengekomen prijs niet slechts een „bodem" kent, waaraan de boer zekerheid kan ontlenen, maar ook de mogelijkheid biedt, dat de boer reëel kan delen in het overschot, dat zijn afnemer gezien de prijzen ten tijde van de aflevering boekt. In de praktijk pleegt de prijs bepaling daarvoor vrij ingewikkeld te worden, maar dit zal men graag voor lief nemen als de regeling voor beide contractspartners meer bevredigend werkt. Ook een goede arbitrageregeling voor geschilpunten, die bij de interpretatie of de uitvoering van het contract kun nen rijzen, is noodzakelijk. Speciaal voor de enkeling boer is het van belang, dat over dergelijke geschilpunten door een onafhankelijke instantie „als goede mannen naar recht en billijkheid" wordt beslist. Wij menen te weten, dat de uitvoering van contracten trouwens weinig of geen moeilijkheden oplevert, omdat er meest een vertrouwens basis tussen de partners is, die de billijkheid boven de for mele kant laat prevaleren. Dat neemt niet weg, dat aan sommige contracten formeel wel iets bij te schaven is. Het bezwaar is, dat er er een veelheid van contracten be staat, zodat het zelfs moeilijk is van „de" contractteelt in het algemeen te spreken. Het zou zeer gewenst zijn, in dien er spoedig standaardcontracten, zonodig voor iedere soort teelt afzonderlijk, in gebruik kwamen. Daarmee zou tevens de onrust, die hier en daar rond de contractproduk- tie is ontstaan, kunnen verdwijnen. Want in deze stan- daarcontracten zouden de rechten en verplichtingen van beide contractspartners duidelijk en uitgebalanceerd om schreven en beschermd moeten worden. Wij vernemen, dat het Landbouwschap doende is deze zaak te bestuderen en hopen dat dit een goed resultaat zal afwerpen. Ten slotte nog een punt. Wij treden als coöperatieve bank- organisatie op bij de financiering van contracten tussen een boer en een coöperatie, maar ook bij contracten tus sen een boer en een particuliere onderneming. Waarom beperken wij ons in dezen niet tot de coöperaties, met wie wij ons immers verwant voelen en aan wie wij de voor keur zouden moeten geven, omdat zij statutair het belang van hun leden, de boeren, nastreven? Die verwantschap komt tot uiting in het feit, dat wij het eerst - al jaren her - betrokken zijn geweest bij de con tractteelt die van de coöperaties is uitgegaan. Daartoe waren en zijn wij bereid onze medewerking te geven. In de agrarische veredelingsindustrie spelen echter niet alleen de verwerkende en toeleverende coöperaties een rol, maar ook de particuliere ondernemingen. Vele boeren zijn lid van zo'n coöperatie, leveren bij voor keur aan of betrekken van een coöperatie. Andere boeren doen om hen moverende redenen zaken met een particu liere onderneming. Als nu die laatste boeren, wat gewoonlijk het geval is, tevens lid/cliënt zijn van onze Rabobanken, dan achten wij het onze plicht ook hen een bij hun contract passende financieringsregeling te bieden. Wij mogen niet een poli tiek van „gedwongen winkelnering" ten behoeve van deze of gene bedrijfsvorm volgen, maar moeten er naar streven de belangen van onze leden te dienen. Wij menen trouwens, dat ook niemand uit coöperatieve kring een eenzijdig financieren van „coöperatieve boeren" van ons zou willen of verwachten. Ook niet in de verede lingssector. Een landbouwblad schreef in november jl. „Dat daarnaast (nl. naast de coöperaties) een actieve particuliere handel of industrie in deze (veredelings)- sector opereert, is voor de positie van de huidige coöpe ratie zeker geen nadeel: het is alleèn maar bevorderlijk voor de activering over en weer". Wij voegen er de wens aan toe: een activering die ook bevorderlijk moge zijn voor de individuele boer.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 17