de heer dalmijn naar de bankgirocentrale 11 Per 1 januari is de heer W. J. Dalmijn, tot dan toe onderdirecteur van de Centrale Bank, benoemd tot directeur van de Bank girocentrale te Amsterdam. Wij wensen hem veel geluk en voldoening in deze nieuwe functie. Wij hebben hem al in zijn Utrechtse jaren - hij kwam in 1939 als 17-jarige bij de Centrale Bank - als een pionier van het al lereerste begin van de automatisering mee gemaakt en kunnen ons goed voorstellen hoezeer hem zijn nieuwe werk lokt. De heer Dalmijn is niet een man van senti mentele uitingen. Dat ligt hem niet, ook niet nu hij een werkkring verlaat, waarbinnen hij meer dan 30 jaar met hart en verstand ge werkt heeft. Wij respecteren dat graag, maar bij het afscheid willen we toch zeggen, dat ons met hem een markante figuur ver laat. Met name zij, die in de vroegere Utrechtse organisatie nauw met de heer Dalmijn in contact zijn gekomen, zullen dit beamen. De heer Dalmijn heeft zich vooral doen ken nen door zijn scherpzinnige intelligentie, die op een bepaald doel gericht werd, maar tegelijkertijd verrassend nieuwe dingen en inzichten kan ontwaren. Als hij iets voor ogen heeft, zet hij er zich voor in, hij kon overreden en hij kon scherp zijn, maar zij die hem kennen, weten ook van zijn gave voor convivialiteit en zijn gevoel voor hu mor. Een echte diplomaat zouden we de heer Dalmijn niet willen noemen - daar voor gaat hij te veel recht op zijn doel af - maar hij heeft er toch maar aan meege werkt, dat al die verschillende raiffeisen- banken in de loop der jaren, ondanks weer standen van allerlei aard, de aanvankelijk vreemde automatisering hebben aanvaard. En daarvoor moet je toch wel enige bijzon dere eigenschappen bezitten: pioniers geest, helder denken en gevoel voor con tact. Met die eigenschappen zal de heer Dalmijn bij de B.G.C. op zijn plaats zijn! Mij trekt in mijn nieuwe werkkring vooral, dat ik daardoor mee kan helpen om het gi rale geldverkeer in Nederland tot verdere ontwikkeling te brengen, vertelde ons de heer Dalmijn. Natuurlijk kun je dat niet al leen doen. De B.G.C. is een samenwerking van alle banken. Je werkt met een club of team aan een bepaald doel, en het zou on juist zijn via die club je eigen denkbeelden te willen verwezenlijken. Maar bij de B.C.G. zal, hoe technisch dat ook voor een buitenstaander lijkt, ook nog wel wat te pionieren zijn. De B.G.C. ver werkt nu ongeveer y3 van het girale ver keer tussen banken, P.C.G.D., G.G.A. en De Nederlandsche Bank. In de komende tijd zullen we ons er op richten ook het res terende 2h deel onder onze verwerking te krijgen. Van belang daarvoor is, dat be staande formulieren worden veranderd, zo dat ze machinaal leesbaar zijn. Ook het bekende groene bankgiroformulier zal over anderhalf a twee jaar waarschijnlijk ver vangen worden. De banken hebben op dit girale terrein en ook op het gebied van de nodige research gelukkig een goede „coö peratie". De heer Dalmijn kan natuurlijk niet precies zeggen, welke ontwikkelingen voor de toe komst te verwachten zijn. Wel noemt hij, als we hem daarnaar vragen, de mogelijkheid van „point of sales terminals". Dat zullen dan apparaten zijn, die er bij aankoop van goederen of diensten voor zorgen, dat di rect of indirect je rekening bij de bank voor het verschuldigde wordt gedebiteerd. Zo ver zijn we echter nog niet. De heer Dalmijn is één van diegenen, die de eerste schreden van een bankorganisatie op het gebied van de automatisering heeft meegemaakt en begeleid: We zijn in Utrecht, ik meen in 1960, be gonnen met de voorbereiding van het op ponskaarten zetten van de voorschot- en kredietregistratie. Daarbij werd sedert 1962 voor het eerst een computer ingeschakeld. Omdat we er zelf nog geen hadden, werd dat computerwerk uitbesteed. Achteraf zie je natuurlijk wel dingen, die in het begin beter anders hadden kunnen worden gedaan. Maar toen had je ook nog niet de technische mogelijkheden voor de opzet van een data base en de invoering van teleprocessing. Er zijn dan ook nieuwe computers gekomen, die een nieuwe opzet van het systeem vereisten. Als data base en teleprocessing in de komende jaren in het bankwezen helemaal doorgevoerd zijn, is de automatisering in het bankbedrijf in prin cipe afgerond. De diverse relaties, die een cliënt bij een bank heeft, bijvoorbeeld spaarrekeningen, leningen, effecten, assu rantiën, zijn dan gekoppeld en je kunt deze door teleprocessing direct te voorschijn ha len. In het begin zag men de computers nog vooral als een administratief hulpmiddel, maar de nieuwe systemen zijn ook onmis baar voor het verstrekken van gegevens voor het beleid. Men kan overigens niet zeggen, dat het bankwezen in Nederland te laat naar het automatiseringsmiddel gegrepen heeft. De start is op tijd geweest om de enorme groei van bijvoorbeeld de privérekeningen op te vangen. Of dit door de computer gestimu leerd dan wel of de groei de automatisering bevorderd heeft, is een onjuiste vraagstel ling, want er is veeleer sprake van wis-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 13