het interne bankbedrijf
10
vooruitzichten voor 1974
van economisch herstel tot oliecrisis
onrust in het eerste kwartaal en het grote overschot in het
lopend verkeer met het buitenland.
De binnenlandse bijdrage tot de liquiditeitsverruiming
kwam voornamelijk tot stand door uitbreiding van het
korte krediet van het bankwezen aan de private sector.
De bijdrage van het lange bedrijf van de geldscheppende
instellingen aan de liquiditeitstoename bleef in tegenstel
ling tot 1972 zeer beperkt. Vond in 1972 tegenover de
liquiditeitstoevoer uit het buitenland een belangrijke liqui
diteitsvernietiging plaats door de overheid, in de eerste
helft van 1973 was hiervan geen sprake en gedroeg de
overheid zich in monetair opzicht neutraal.
Daar het monetaire beleid van De Nederlandsche Bank is
gericht op handhaving van de nationale liquiditeitsquote
op het oorspronkelijke niveau vormde de hiervoor ge
schetste ontwikkeling voor haar een stimulans om op
korte termijn het nieuwe systeem van indirecte krediet-
beheersing in werking te stellen.
De invoering hiervan vond plaats in de loop van juli, nadat
hierover overeenstemming was bereikt met de represen
tatieve organisaties der handelsbanken, onze organisatie
en de P.T.T.
De sterke liquiditeitsuitbreiding in het eerste kwartaal ging
gepaard met een daling van de tarieven op de geldmarkt.
Sinds april bleef het renteniveau echter aanhoudend sterk
stijgen met als gevolg, dat het verschil met de buiten
landse geldmarkttarieven beduidend kleiner werd.
De Nederlandsche Bank zag hierin aanleiding om in juni
en de verdere loop van het jaar haar rentetarieven zes
maal te verhogen. Het wisseldisconto steeg hierdoor van
4'/j tot uiteindelijk 8% met ingang van 6 december.
Parallel aan de rente-ontwikkeling op de geldmarkt verliep
de beweging van de kapitaalmarktrente, zij het dan dat de
fluctuaties hier minder groot zijn. De daling in het eerste
kwartaal werd veroorzaakt doordat het beroep op de kapi
taalmarkt aanzienlijk beneden het niveau van het vorige
jaar bleef bij een minder teruglopend aanbod. Verband
met de lage geldmarkttarieven is hier zeker aanwezig.
In het tweede kwartaal was het binnenlandse aanbod be
langrijk minder bij een aanhoudende daling van het bin
nenlandse beroep op de kapitaalmarkt. Tegelijkertijd bleef
de netto afvloeiing van middelen in het kapitaalmarkt-
verkeer met het buitenland in het tweede kwartaal be
perkt vooral als gevolg van de verminderde aankopen van
Amerikaanse aandelen.
De interne ontwikkeling van ons bankbedrijf vormde in
belangrijke mate een afspiegeling van de algemene eco
nomische situatie.
Duidelijk is sprake van een versnelling van het groeitempo
van de kredietverlening. Deze versnelling van het groei
tempo is medio 1972 begonnen en had toen vooral be
trekking op woningbouwleningen. In 1973 is daar als
gevolg van de gunstige prijsontwikkeling een sterke toe
neming van de vraag naar leningen door agrarische be
drijven bijgekomen. Bovendien kan worden gewezen op
de algemeen toegenomen investeringslust van bedrijven
onder invloed van de aantrekkende conjunctuur. De be
langrijke toename van de debetsaldi in rekening-courant
in het tweede halfjaar houdt verband met onder meer aan
zienlijke belastingafdrachten.
In tegenstelling tot het verloop van de uitzettingen valt bij
de toevertrouwde middelen een duidelijke afzwakking van
de groei te constateren. Niettegenstaande het feit dat de
aanwas van spaargelden in het eerste halfjaar absoluut
gezien nauwelijks hoger was dan in 1972 kan in zoverre
van een bevredigende ontwikkeling worden gesproken dat
ons marktaandeel zich in stijgende lijn bewoog.
Als belangrijke oorzaak kan ook hier evenals bij de vraag
naar leningen worden genoemd de gunstige prijsontwik
keling in de meeste agrarische sectoren.
In juli reeds, maar vooral in de maanden daarna werd de
spaargeldaanwas aanzienlijk minder. Naast een daling van
de spaarneiging bij het publiek ligt hieraan ten grondslag
de neiging om liquide middelen minder in spaartegoe
den dan in bankdeposito's aan te houden, dit in verband
met de rentestijging op de geldmarkt.
Daar ook de traditionele spaarinstellingen en vooral de
handelsbanken met deze problemen te kampen hebben
gehad bleef ons aandeel op de spaarmarkt echter weder
om in stijgende lijn gehandhaafd.
Door de tegengestelde ontwikkeling van middelen en uit
zettingen in het tweede halfjaar vond een aanzienlijke
liquiditeitsverkrapping bij onze banken plaats.
Voor de organisatie als geheel werd in 1973 de mijlpaal
van een balanstotaal van 30 miljard overschreden.
Door de regering is een groot aantal maatregelen ge
nomen om een ontwrichting van de economie in 1974 als
gevolg van de oliecrisis zoveel mogelijk tegen te gaan.
Het meest vergaand is de ingreep in de lonen en de ove
rige inkomens. Door middel van een nominaal gelijke
loonstijging voor iedereen is een sterk progressieve las
tenverdeling naarmate het inkomen hoger is als uitgangs
punt genomen.
Bij het prijsbeleid zal meer rekening worden gehouden
met specifieke problemen in bepaalde sectoren om te
voorkomen dat de rendementen zo worden aangetast, dat
de investeringen en daardoor de werkgelegenheid verder
onder druk komen te staan.
Extra werkgelegenheid voor ca. 20.000 personen wordt ver
wacht in verband met de plannen voor ombouw op aard
gas, waarmee een bedrag van 2 miljard gemoeid zal zijn.
Ondanks alle maatregelen verwacht de regering toch nog
een toename van de werkeloosheid met 40.000 tot 160.000
personen. De loonkosten zullen stijgen met 12% en de
prijzen zullen 10% hoger uitkomen. Over de gehele lijn
zal een reële loondaling van 1 tot stand komen. De
reële achteruitgang wordt vooral veroorzaakt door de
sterke stijging van de invoerprijzen. Voor de grondstoffen
wordt verwacht dat deze 30 tot 40% duurder zullen zijn.
De nieuwe beleidsmaatregelen zowel als de gewijzigde
uitkomsten voor de economie hebben ook belangrijke
consequenties voor de overheidsfinanciën. De financie
ringsbehoefte die niet uit de voorinschrijfrekening kan
worden gedekt zal oplopen tot 800 a 900 miljoen gulden.
De minister van Financiën acht het niet uitgesloten dat
een gedeelte hiervan niet zal worden geleend op de kapi
taalmarkt maar inflatoir zal worden gefinancierd.
Wat de gevolgen meer in het bijzonder voor de banken
zullen zijn valt op dit moment nog nauwelijks te overzien.
Dat ook hier een aandeel in de lastenstijging tot uitdruk
king zal komen ligt zonder meer voor de hand.
Het heeft echter weinig zin om een grote mate van onze
kerheid bij voorbaat al te vertalen in een al te sombere
visie op de toekomst.