(wat ons bezighoudt]
wob
3
DE RENTEVERGOEDING VAN DE
CENTRALE BANK
In de najaars-kringvergaderingen is uit
voerig gediscussieerd over de rentever
goeding van de Centrale Bank. Er waren
veel vragen: hoe wordt zij berekend: had
zij - gezien de hoge rente op de geld
markt - over 1973 niet hoger kunnen zijn;
hoe wordt zij in 1974?
Het is misschien goed de kern van de
antwoorden, die door de vertegenwoor
digers van de Centrale Bank zijn gegeven,
nog eens samen te vatten. Laten we voor
op stellen, dat wij de belangstelling van
de banken voor deze rentevergoeding
alleszins begrijpelijk vinden. Zij is een lo
gisch uitvloeisel van de verplichting, neer
gelegd in artikel 13, sub e, van de statuten
van de Centrale Bank, luidende:
'Het lid houdt de middelen, welke niet zijn
gebruikt vcor geldleningen, kredieten in
rekening-courant of enigerlei belegging,
aan op een rekening bij de Centrale Bank
voor zover bedoelde middelen niet als
kasgeld ter beschikking van het lid dienen
te blijven.'
De zin van deze statutaire verplichting, die
tegelijkertijd één van de bestaansgronden
van de Centrale Bank vormt, is dat via een
centraal beheer van de samengevoegde
liquide (dat wil zeggen voor direct ge
bruik beschikbare) middelen van de aan
gesloten banken een hogere opbrengst
kan worden verkregen dan bij een ge
spreid beheer door de aangesloten ban
ken zelf.
De Centrale Bank mag er van uitgaan, dat
niet alle banken tegelijkertijd hun gehele
saldo zullen opvragen en kan zo - met
behoud van het recht van iedere indivi
duele bank om te allen tijde haar saldo
volledig op te vragen - een gunstiger be
leggingspatroon voor het totaal van deze
middelen kiezen dan de individuele ban
ken bij eigen beheer voor hun eigen mid
delen zouden kunnen doen. Dit heeft er
toe geleid, dat door de Centrale Bank van
jaar tot jaar een rente over het saldo van
de aangesloten banken is vergoed, welke
hoger lag dan de marktrente voor liquide
middelen.
Een belangrijke praktische vraag is: hoe
bepaalt de Centrale Bank precies de
hoogte van de vergoeding? En daarmede
de vraag: houdt de Centrale Bank bij de
vaststelling wel voldoende rekening met
de belangen van de aangesloten banken?
Met andere woorden: bevoordeelt zij zich
zelf niet? Het antwoord op deze vragen
kan in alle duidelijkheid worden gegeven.
In de toelichting op de rente- en liquidi
teitsregeling is vastgelegd, dat bij de Cen
trale Bank geen groei van de reserves
mag plaatsvinden als bij de aangesloten
banken niet tenminste een gelijke groei
van de reserves wordt verkregen.
In dit uitgangspunt ligt de garantie beslo
ten, dat de Centrale Bank zich niet ten
koste van de aangesloten banken kan be
voordelen.
De door de Centrale Bank uit te keren
rente is voor de aangesloten banken een
belangrijk gegeven voor de opstelling van
hun jaarlijkse begroting. En aangezien een
begroting, wil zij praktisch waarde heb
ben, zo dicht mogelijk de werkelijkheid
moet benaderen, is ook een zo reëel mo
gelijke schatting van het te vergoeden
rentepercentage van belang. Hier schuilt
echter voor de Centrale Bank een grote
moeilijkheid. Bij de schatting van het over
een toekomstig jaar uit te keren rente
percentage spelen naast enkele zekerhe
den, zoals de inkomsten uit de effecten
portefeuille en uit de reeds bestaande
beleggingen op lange termijn, ook onze
kerheden een belangrijke rol. Dit zijn ten
eerste de omvang van de groei van het te
goed van de aangesloten banken en ten
tweede de renteontwikkeling op de geld
en kapitaalmarkt, vooral die op de geld
markt.
Als het tegoed krachtig groeit en de rente
stijgt, dan kan bij de Centrale Bank een
goed resultaat worden verwacht. Valt de
groei van het tegoed tegen en daalt de
rente, dan is een daling van de winst het
resultaat. Is de rente in een deel van het
jaar uitzonderlijk laag en in een ander
deel uitzonderlijk hoog, zoals in 1973 het
geval was, maar valt de groei van het te
goed vooral in de eerstgenoemde periode
tegen, zoals eveneens in 1973 het geval
was, dan blijft het resultaat - hoewel op
zichzelf niet ongunstig toch achter bij
de spectaculaire rentestijging op de geld
markt.
Voor de Centrale Bank moet de conclusie
uit de onvoorspelbaarheid van deze fac
toren luiden, dat een voorzichtige schat
ting van de in het toekomstige jaar uit te
keren rente de enig verantwoorde politiek
is. Een te hoge schatting, die later niet
zou kunnen worden gehonoreerd, zou tot
een onjuiste rentepolitiek bij de aange
sloten banken kunnen leiden, gebaseerd
op te optimistische begrotingen.
Een voorzichtige schatting biedt het voor
uitzicht, zij het niet de garantie, dat het
mee kan vallen. Een onvoorzichtige schat
ting zou èn de aangesloten banken én de
Centrale Bank in moeilijkheden kunnen
brengen.
Dit is de achtergrond van het besluit om
voor 1974 hetzelfde uitgangspercentage
voor de rentevergoeding van de Centrale
Bank als in 1973 te kiezen. Anders dan in
1973 echter zal de Centrale Kringvergade
ring in het komend voorjaar tussentijdse
informatie ontvangen over de gang van
zaken bij de Centrale Bank en over de
mogelijke invloed daarvan op de rente
vergoeding.
RENTE-ADVIES 1974
Wat de organisatie jaarlijks omstreeks
deze tijd in het bijzonder bezighoudt, is
het advies aan en de vaststelling door de
aangesloten banken van de rente- en
provisietarieven voor het komende jaar.
Deze vaststelling gaat gepaard met het
opstellen van de begroting voor 1974,
welke mede als basis moet dienen voor
de vaststelling van die tarieven.
Wanneer wij nog even terugblikken op het
jaar 1973 dan valt het op, dat de ontwik
keling van de rente een stijgende lijn te
zien heeft gegeven.
De adviezen, in 1973 aan de aangesloten
banken gegeven, zijn dan ook door deze
tendens gekenmerkt. Het lijkt erop, dat op
korte termijn geen ommekeer in de ont
wikkeling mag worden verwacht, althans
voor wat betreft de kapitaalmarktrente.
Ook is voorshands niet te verwachten dat,
mede onder invloed van de indirecte kre-
dietbeheersing door De Nederlandsche
Bank, de rente op de geldmarkt binnen
kort het lage peil van begin 1973 weer zal
bereiken.
In hoeverre de vermindering van de olie-
invoer en de energiecrisis in het alge
meen van invloed zullen zijn op de ont
wikkeling van de rentestand op de geld
en kapitaalmarkt valt op dit moment nog
moeilijk te overzien.
In deze lijn is ook het advies aan de aan
gesloten banken met betrekking tot de
rentetarieven voor 1974 gegeven.
Behoudens een aanpassing van de rente
voor kredieten in rekening-courant zijn de
geadviseerde rentetarieven voor de overige
uitzettingen en voor de toevertrouwde
middelen gehandhaafd op het advies zo
als dat voor de laatste maanden van 1973
gold.
Een nieuwe verschijning is de geadviseer
de rente voor spaarloonrekeningen. Of dit
advies in 1974 al praktisch werking zal
krijgen, zal mede afhangen van hetgeen