18 naaldwijk nooit prijsgeven fijn om voor te werken te spreken, al hebben ze er heus wel wat over te zeggen. De bank hoort immers tot het Westland, en de kring en ring van banken daar stonden vanouds als niet ge makkelijk bekend. Mej. Krook zegt: 'het heeft bij ons wel even gespannen, maar de goede verstandhouding is er toch al tijd gebleven. Ik denk met dankbaarheid aan de samenwerking met de vroegere Centrale Bank in Eindhoven terug, maar als bank en kring moet je natuurlijk wel tegenspel geven'. Zo denkt de heer Uittenbroek ook. Hij is secretaris van het kringbestuur en lid van de Centrale Kring en het was een mooie gelegenheid hem daarom eens te horen over de organisatie als geheel. Vooral ook omdat hij pas enkele jaren bij de bank werkzaam is en daarvóór buiten het bank wezen in het commerciële bedrijf een functie vervulde. Hij vindt de organisatiestructuur van krin gen en Centrale Kring een prachtig in strument. We moesten er mee leren wer ken, steeds beter. De jongste Centrale Kringvergadering vond hij reeds heel goed. Toch heeft hij de indruk, dat als er uit de organisatie een mening naar voren komt, goed of niet goed, dit soms te snel als een soort oppositie wordt beschouwd. Van de kant van de Centrale Bank zou men er meer oog voor moeten hebben, dat vragen en kritiek uit de beste bedoe lingen voortkomen. Men wil meedenken met de organisatie. 'Ik zeg dit', merkt de heer Uittenbroek op, 'helemaal niet met wrevel, maar omdat we de verbetering, die er in het daadwerkelijk overleg al is te constateren, nog een heel stuk verder moeten brengen. Er is een hele stap in de goede richting gedaan, waarbij ik ook denk aan de diverse technische overleg commissies. Maar we moeten ons blijven inspannen om ook door deze houding heel goed overleg mogelijk te maken. In het grote bedrijf van Philips heb ik zelf ervaren, hoe vruchtdragend zo'n overleg, bijvoorbeeld in de Ondernemingsraad kan zijn. En daar werden er echt geen doekjes om gewonden. Men was er aan gewend eikaars kritiek te accepteren voor wat het is: niet als bemoeienis, maar als een bij drage aan het overleg over de gemeen schappelijke zaken. Zo'n mentaliteit moe ten we ons in onze organisatie nog iets meer eigen maken. Dat kan best en er is al veel dat in die richting wijst. Als overlegorganen hebben de kringbe- sturen een belangrijke taak. Niet alleen voor de banken onderling, maar ook in het overleg met de Centrale Bank. Zo spreken de kringen Rotterdam, Den Haag nu met de Centrale Bank over nieuwe re gelingen voor de glastuinbouw.' De heer Uittenbroek hoopt ook op een verdere uitbouw van de districtskantoren. Dan wordt de afstand letterlijk en figuur lijk kleiner. De sociale verhoudingen in onze organisatie zijn zeker goed. Maar de heer Uittenbroek vindt het eigenaardig, dat er wel een vereniging van directeuren is, doch dat het overige personeel van de Rabobanken los naast elkaar staat. Hij zou de Vereniging van Directeuren 'open willen gooien', dat wil zeggen ook het lidmaatschap voor de andere mede- werk(st)ers mogelijk maken. Coöperatief zijn uit zich in de benadering van de cliënten: altijd helpen. Mej. Krook heeft dat al meer dan 30 jaar als richt snoer, maar ook de heer Uittenbroek heeft dit na zijn entree in onze organisatie als het specifieke van het coöperatieve er varen. 'We moeten dat', zo zegt hij, 'nooit prijsgeven. Natuurlijk mag ook een coöpe ratie niet zo ver gaan, dat haar eigen positie in het gedrang komt, maar het 'helpen' moeten we behouden. De cliënt merkt dat ook heel goed. De binding met de cliënten is bij ons erg sterk. Een commercieel bedrijf stopt veel eerder haar leveringen, dan dat wij het doen. Immers wij verplaatsen ons als van zelfsprekend in de behoeften van de cliënt en dan heb je vanzelf een heel andere, betere verhouding. De fusieperikelen eisen natuurlijk heel wat energie van onze organisatie. Als we er doorheen zijn, wordt onze kracht pas goed duidelijk. Landelijk en vooral ook plaat selijk. Want geen bijkantoor van een an dere bank kan zo besluitvaardig zijn als een Rabobank, die immers in veel meer zaken zelf lokaal de beslissing kan ne men'. Het Westland zal, naar verwacht wordt, straks bestuurlijk één gewest worden. Welke consequenties dat zal hebben? We weten het niet. Ook niet of er op den duur een soort regionale banken zullen ontstaan. Bij de Rabobank Naaldwijk houdt men er zich in ieder geval nog niet mee bezig: 'we hebben nu werk ge noeg. Wel zien we in het algemeen de ontwikkeling gaan naar grotere eenheden. Op soortgelijke wijze als dat bij de vei lingen het geval is, kan men zich denken, dat na plaatselijke fusies in de toekomst nog eens een stap gezet moet worden naar samenvoeging in wat groter verband. In die fase bevinden we ons nu zeker niet, maar de grote veranderingen, die je de laatste jaren op allerlei gebied mee maakt, doen wel zien, dat zo'n fase los van wat nu wenselijk is, niet a priori on mogelijk geacht moet worden'. Naaldwijk en onze andere banken in het Westland zullen hun problemen van welke aard ook, in ieder geval wel weten aan te pakken: als het moet, dan doen we het. Zo is het met de fusie gegaan. De Voor schotbank was indertijd één van de 52 tegenstemmers op de Utrechtse Algemene Vergadering, die over de landelijke fusie besliste. Dat had zijn grond in de bij motie aanvaarde bezwaren van de vroe gere ring Westland tegen de voorgestelde liquiditeitsregeling. Tegengestemd werd met medeweten en instemming van de Boerenleenbank. Deze 'verliezers' hebben er echter geen wansmaak aan overgehou den: Naaldwijk is onder de eerste plaat sen waar de voornemens tot eigen fusie naar voren kwamen! De beide directeuren zeiden ten slotte on geveer dit: 'Wij zijn bevoorrechte mensen, dat wij geroepen zijn om dit bedrijf, met fijne medewerkers en een fijn bestuur en raad van toezicht onze medewerking te mogen geven'.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 20