11
nog een tweede moeilijkheid
nogmaals: marketing en
bankwezen
marketing en de coöperatieve
bank
het gunstige uitgangspunt
uitbouw
Het woord 'marketing' hangt samen met
het Nederlandse woord 'markt'
haar bijdrage, die men ook kwantitatief kan
meten. In dat opzicht is een bankbedrijf
een ondoorzichtig geheel omdat hier zon
der grondig onderzoek nauwelijks enig
verband is aan te geven tussen het grote
aandeel van de vele nagenoeg vaste kos
tensoorten - men denke aan de huisves
ting, de salarissen, de rente over de vaste
kern van creditsaldi - en de vele indivi
duele, en soortelijk verschillende diensten
die de bank bewijst. Wat zijn bijvoorbeeld
'eigenlijk' de kosten van een kasstorting
ten gunste van een spaarrekening? Wat
zijn in totaal de werkelijke kosten van een
overboeking? Ze zijn in het bankwezen
nauwelijks te benaderen.
Een aparte moeilijkheid, die zich bij het
bankwezen veel scherper voordoet dan in
de meeste industrieën bij de bepaling van
de eigen positie in de markt is ook de
voortdurende onafhankelijkheid van de
banken tegenover de steeds wisselende
situaties op de geld- en kapitaalmarkt.
Men denke eens aan de creditrente: zij
moet bij elke bank variëren met het gril
lige verloop dat zich op de geld- en kapi
taalmarkt voordoet, terwijl een bank aan
de opbrengstenkant al even kwetsbaar is
door haar voortdurende afhankelijkheid
van dezelfde variaties in dezelfde markt-
renteniveaus. Uit dat alles is duidelijk dat
het bankwezen in menig opzicht minder
houvast aan de markt heeft dan de meeste
industrieën.
Maar hoe onzeker die belangrijke gege
vens uit de buitenwereld ook mogen zijn,
en hoe ingewikkeld de genoemde analyse
ook mag zijn van de interne kostenstruc
tuur in de bankwereld, het is duidelijk dat
een bank haar gebrek aan zekerheid over
de toekomst alleen op een onverantwoor
de manier zou vergroten wanneer ze niet
systematisch de wensen zou onderzoeken
van de markt waarin zij haar diensten aan
biedt en de kosten waarmee dit gebeurt.
Ook in het bankwezen is marketing en een
op de markt afgestemd beleid daarom een
gebiedende eis.
Die eis geldt evenzeer voor de coöpera
tieve bank. Daarbij zij met enige nadruk
vooropgesteld, dat men hierbij niet op de
eerste plaats moet denken aan de Cen
trale Bank, maar meer aan de aangesloten
plaatselijke bankcoöperatie. Het is niet de
Centrale, maar de plaatselijke bank, die
'bankiert'; zij onderhoudt de markt-con-
tacten met de bankrelaties, de Centrale
Bank is daarbij een soort 'thuisfront', dat
waar mogelijk steun en advies zal bieden.
De uitgangspositie van waar uit de plaat
selijke coöperatieve bank de verdere in
bouw kan verzorgen van haar doelgerichte
'marketing-filosofie' in het door haar te
voeren bankbeleid, is in menig opzicht
gunstiger dan die van de meeste andere
banken. De plaatselijke coöperatie wordt
immers in haar plaats van vestiging meer
dan vele overige banken beschouwd als
een 'eigen' bank van de plaatselijke ge
meenschap. Zij alleen heeft eigen plaat
selijke beheersorganen met eigen beslis
singsbevoegdheden en ook haar algemene
vergadering bestaat uit plaatsgenoten.
Ook de debiteuren van de bank zijn meer
dan alleen 'relaties', zij behoren tot de
leden van de bank. In wezen is die reeds
aanwezige band tussen de plaatselijke
coöperatieve bank en haar 'werkgebied' of
'markt' een diep gefundeerd historisch ge
geven: want DEZE bank is niet ontstaan
uit het individuele verlangen van een on
bekend iemand naar winst, maar uit de
gemeenschappelijke nood van velen uit de
eigen plaats en regio.
Die bestaande hechte binding - aldus dr.
Verhage in zijn rapport - tussen de plaat
selijke coöperatieve bank en haar lokale
'markt' zal door de bank moeten worden
verdiept en uitgebouwd, en dat kan door
een systematische bestudering van de
eigen marktmogelijkheden, waaraan de
bank haar beleid dan telkens weer zal
kunnen aanpassen. Het is duidelijk dat de
Centrale Bank de aangesloten banken
daarbij actief zal blijven steunen.