formules
7
Het Financieele Dagblad bracht vo
rige maand, 6/8 oktober, een knap
en interessant artikel over de instel
lingen, die zich (mede) op de geldmarkt
bewegen. Het aardige was, hoe van ieder
van die instellingen de formule, van waar
uit zij werken, werd aangegeven.
De Bondsspaarbanken (en de RPS) denken
vanuit de creditzijde van de balans. Zij be
vorderen het sparen en de actiefzijde van
de balans is secundair, mits dé spaargel
den maar veilig belegd zijn. Voor dit laat
ste wenden zij zich daarom vooral tot
staatsobligaties en andere zeer veilige,
langlopende leningen. Eerst in de laatste
jaren is men meer aandacht aan het
actieve bankbeleid gaan besteden, want de
noodzaak van uitbreiding van het diensten
pakket werd klemmend. De aanpassing is
echter te traag geweest en het actieve
bankbeleid is bij deze banken veranderd.
Daar komt bij, dat het grote bestand aan
langlopende beleggingen een blok aan het
been is als de rente op de spaargelden, zo
als nog kort geleden het geval was, moet
worden verhoogd. De winstmarge, de liqui
diteit en de solvabiliteit komen onder druk
te staan.
Vandaar de huidige moeilijke positie. Het
brengen van meer eenheid in de Spaar-
bankorganisatie zou een remedie kunnen
zijn, maar zelfs dat zou volgens deskundi
gen pas na jaren effect opleveren.
De Rabobanken ziet het F.D. denken
vanuit de debetzijde van de balans.
Bij hen staat het verstrekken van
kredieten aan de leden voorop. Die krediet
verlening geschiedt in hoofdzaak ter plaat
se, in het gebied waar de lokale bank
werkzaam is. Anders dan de spaarbanken
hebben de Rabobanken echter wel een on
derlinge organisatie, waardoor eenheid in
de veelheid komt. Daarover had het F.D.
misschien iets uitvoeriger kunnen schrijven.
Maar wel komt in het artikel goed tot
uiting, dat iedere Rabobank een stuk eigen
verantwoordelijkheid heeft - kenmerk van
de coöperatieve bank - en dat als gevolg
van de structuur van de coöperatieve bank-
organisatie de liquiditeit zodanig is, dat de
rente-ontwikkelingen in principe gemakke
lijk gevolgd kunnen worden. Ook is goed
begrepen, dat de landbouwkredietinstelling
van voorheen is uitgegroeid tot een bank
voor het kleine en middelgrote bedrijf.
Deze banken, aldus nog steeds het F.D.,
hebben hun grote populariteit weten uit te
buiten en zijn bijvoorbeeld vermoedelijk
nauwelijks kleiner op het gebied van mid
denstandskredieten dan de Nederlandsche
Middenstandsbank, die als enige over-
heidsgaranties in deze sector krijgt.
Interessant wordt het vooral wanneer de
formule van de handelsbanken ter sprake
komt en deze wordt vergeleken met die
j van de Rabobanken. De handelsbanken
richten zich op het behalen van winst en
daarvoor zijn de debetzijde en de credit
zijde van de balans even belangrijk. Zij
werken bovendien niet alleen in het bin
nenland maar ook in het buitenland. Deze
werkwijze verschaft hun een grote wend
baarheid. Door de looptijd van de aange
trokken en uitgezette middelen goed op
elkaar af te stemmen, zal de liquiditeit
geen problemen geven en zal de winst
marge ook bij stijgende rente niet gauw te
smal worden. De handelsbanken kunnen
sneller groeien dan andere banktypes, om
dat door kapitaal van buiten aan te trekken
het eigen vermogen zo nodig versterkt kan
worden. Daar staat tegenover, dat zij wel
een grotere winstmarge moeten behalen
om dividend aan de aandeelhouders te
kunnen uitkeren.
fZjipi De grote vraag is, zo schrijft het
F.D., of de formule van de handels-
banken op den duur niet sterker is
dan die van de coöperatieve banken. Voor
alsnog is dat volgens het blad niet geble
ken. Wij van onze zijde kunnen ons als
coöperatieve banken in dit oordeel van een
deskundig schrijver goed vinden. Ook
diens beschrijving van de verschillende
formules, hoe zeer dat natuurlijk binnen
het bestek van het artikel in grove lijnen
moest geschieden, komt ons plausibel
voor. De gestelde vraag echter, nl. welke
formule op den duur de sterkste is, kun-
nen wij evenmin als het F.D. beantwoor
den. Het zou immers een loze bewering
zijn nu reeds vol te houden, dat onze for
mule onder alle omstandigheden, die de
j onbekende toekomst ons kan voorschote
len, de beste of even goed zal blijken te
zijn.
De vraag of onze formule in de toekomst
tegen die van anderen opgewassen is,
houdt ons ook minder bezig dan men mis
schien zou denken. In de 5 jaar van ons
j bestaan heeft onze werkwijze zich al zo
vaak met goed resultaat en zonder verlies
van enkele kenmerkende eigenschappen
aan de veranderde omstandigheden weten
aan te passen, dat wij in dit opzicht ook
voor de toekomst alle vertrouwen hebben.
Een formule bevat zeker enige vaste ele
menten, maar de hantering daarvan kan,
zoals de geschiedenis van onze organisa
tie aantoont, een zeer grote elasticiteit van
de formule aan de dag brengen. Bovendien
kan men de formule uitbreiden over andere
terreinen, dan waarvoor zij oorspronkelijk
diende.
Het F.D. gaat nog iets verder als het de
handelsbanken en de Rabobanken verge
lijkt. Het acht het nl. niet uitgesloten, dat
ook de Rabobanken zullen reageren met
een meer centraal geleide organisatievorm
indien de concurrentie hen daartoe dwingt.
Wat men onder dwang ooit zal doen, is
moeilijk te zeggen, al is zeker dat onder
dwang veel mogelijk is. Maar als met een
meer centraal geleide organisatie de figuur
van een hoofdbank met bijkantoren be
doeld zou zijn, dan zeggen we nee, want
daar zijn we beslist niet aan toe. We be
hoeven dat ook niet, want de noodzaak is
niet aanwezig, maar bovenal biedt onze
formule wel zoveel mogelijkheden, dat we
in goed onderling overleg de formule aan
de eisen van de tijd kunnen aanpassen.
Dat is iets, wat we al heel wat keren heb
ben gedaan.
J.R.H.