wob Van Campen noodzakelijk geacht naar wegen te zoeken om het eigen vermogen in de onderneming mobiel te maken. Mo biel in die zin, dat het wel als eigen ver mogen aari de onderneming verbonden blijft maar dat toch de aanspraken op dit eigen vermogen door de rechthebbenden daarop, de leden en zo mogelijk ook an deren, kunnen worden verhandeld. Het directe gevolg van de rede is het in stellen geweest van de commissie struc tuur grote landbouwcoöperaties. Het werk van deze commissie heeft uiteindelijk ge resulteerd in het belangrijke rapport: „Structuur van de grote landbouwcoöpe ratie". Hoewel in het eindrapport van de com missie geen oplossingen gegeven zijn voor de problematiek, is de C.M.C. er thans toch reeds in geslaagd een gewij zigde structuur voor het vormen van riscodragend eigen vermogen te bereiken. Dat reeds zo kort na het verschijnen van het eindrapport de eerste praktische uit werking tot stand is gekomen is bijzonder verheugend. Wel dient hierbij nog aan getekend dat afgewacht moet worden in hoeverre in de toekomst het overdragen van het aandeel van een lid in het eigen vermogen zal functioneren. De invoering van de nieuwe reserve-reke ning heeft tot gevolg dat in de eerstko mende jaren het risicodragend eigen ver mogen aanzienlijk zal stijgen. Afgewacht moet echter nog worden hoe in de toe komst de verhandelbaarheid van de door de C.M.C. uit te geven waardepapieren zal zijn. Duideli. k is in ieder geval dat wil een waardepapier verhandelbaar zijn het voor niet-leden van de C.M.C. of voor degene die een bedrijf overneemt en wel lid wil worden, aantrekkelijk moet zijn dit waarde papier te verkrijgen. Hiervoor zijn 2 mogelijkheden: a. Het waardepapier c.q. certificaat moet gebaseerd zijn op een onderneming met groeicapaciteiten, zodat het voor beleg gingen op lange termijn interessant is of b. Er moet een hoog dividend uitgekeerd worden. In beide gevallen zal dit betekenen dat in de toekomst van de coöperatie een beleid gevraagd wordt waarbij winsten van een zodanige omvang gerealiseerd worden, dat het mogelijk is aan deze criteria te vol doen. Als v/ij hier van winsten spreken, moet men dit overigens in zijn specifieke coöperatieve context verstaan. Het gaat daarbij immers niet om winsten van kapi taalverschaffers, die, zoals bij een n.v. dik wijls voorkomt, wezensvreemd tegenover de onderneming staan, maar om winst die de onderneming en haar leden ten goede komt. SPREEK- EN SCHRIJFTAAL De directeur van een onzer banken schreef ons een aardig briefje. Daarin consta teerde hij allereerst en kennelijk met vol doening, dat de nieuwe „roepnaam" er bij het publiek is ingegaan „als koek". Nu, voor die voldoening is zeker alle reden! Het is geen kleinigheid geweest een nieuwe naam gangbaar te krijgen in plaats van de oude namen „boerenleenbank" en „raiffeisenbank", die niet alleen gevestigd waren maar ook voor zeer velen een be kende en gewaardeerde inhoud hebben. Daarvoor was een hele, uitgekiende ope ratie nodig. Dat het gelukt is, zal vooral komen omdat de nieuwe naam een roep naam is en door zijn kortheid veel gemak kelijker in de mond en het gehoor ligt dan de oude namen. Minstens zo belangrijk vinden wij, dat ook die naam „Rabobank" zonder moeite heel veel van dezelfde inhoud, klank en kleur blijkt op te roepen, die aan de oude namen eigen waren. Onze directeur wees er echter op, dat we er nog niet helemaal zijn. Het publiek krijgt de nieuwe naam voorgeschoteld op alle mogelijke manieren, die tonen dat de schrijvers, correctoren en zetters nog niet helemaal vertrouwd zijn met „Rabobank". Je komt die naam in allerlei vormen tegen: Rabo-bank, RABO-bank, RABO-BANK en RABOBANK. Zelfs in onze eigen organi satie komt de directeur die verkeerde schrijfwijze tegen en daarover is hij wat verontrust. We hoeven er natuurlijk niet zo zwaar aan te tillen. Spreken komt vanouds vóór het schrijven. Als een woord geregeld in de mond genomen wordt, volgt de juiste schrijfwijze na korter of langer tijd van zelf. Zo zal het ook met „Rabobank" gaan, al moeten we zelf natuurlijk het goede voorbeeld geven. Eén ding zullen we misschien tegen onze bedoeling wel moeten slikken: dat is het woord Rabo of RABO zonder meer in krantekoppen. Voor journalisten is zelfs de nieuwe roepnaam nog te lang als zij de hele organisatie kort en krachtig willen aanduiden. Dan heet het naar de kern: RABO, want met „Rabobankorganisatie" komen ze niet uit de voeten. Misverstand is in zo'n geval uitgesloten. Maar laat het publiek toch weten, dat wij als naam voeren en schrijven: Rabobank en dat we het daarnaast nog kunnen heb ben over een Rabobank of de Rabobanken en ten slotte nog over de Rabobankorga nisatie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 7